Stolpboerderij
1) Noordelijke huisgroeptype voorkomend in Noord-Holland, waarbij woon- en bedrijfsgedeelte onder één dak zijn gelegen, eventueel met een uitgebouwd woon- of stalgedeelte (“stalstaart”) (2) Zeeuws boerderijtype, vergelijkbaar met de Noord-Hollandse vorm, vroeger voorkomend op Schouwen ("Schouwse stolp"), waarvan de laatste exemplaren in 1953 zijn verdwenen (Z.: Stolpe).
Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]
De stolp vindt haar oorsprong bij de Friese Langhuisboerderij, een type boerderij dat in de bronstijd al voorkwam. In deze boerderijen leefden mens en dier naast elkaar. In Noord-Holland ontwikkelde zich uit het Friese Langhuis de hooihuisboerderij waarbij langhuis, stallen en hooihuis in één lijn aan elkaar vast werden gebouwd. Uit het hooihuis ontwikkelde zich uiteindelijk de karakteristieke stolpvorm. Zo ontstond vanaf het einde van de 16e eeuw de Westfriese stolp, en kwam vanaf de eerste droogmakerijen in het begin van de 17e eeuw ook de grotere Noord-Hollandse normaalstolp in beeld. De grote bouw- en bloeiperiode van de stolpboerderij dateert uit ca. 1600-1640, de periode van de inpolderingen en droogmakerijen.
West-Friese stolp[bewerken | brontekst bewerken]
Bij de West-Friese stolp bevinden de darsdeuren zich aan de voorzijde van de boerderij waardoor het hooi en vee makkelijk via de weg de boerderij in kon worden gebracht. Het stalgedeelte bevindt zich aan de achterzijde van de boerderij. Bij oudere West-Friese stolpen zie je vaak een ietwat uitstekend voorhuis.
Noord-Hollandse stolp[bewerken | brontekst bewerken]
De Noord-Hollandse stolp wordt ook wel de Noord-Hollandse normaalstolp genoemd. Anders dan bij de West-Friese stolp heeft dit type stolp de darsdeuren aan de achterzijde van de boerderij, met de dars aan de ene kant, en het stalgedeelte aan de andere kant van de boerderij. De reden hiervoor is waarschijnlijk dat in de droogmakerijen waarvoor dit type boerderij ontwikkeld is, de landerijen aan de achterzijde van de boerderij lagen.
Langhuisstolp[bewerken | brontekst bewerken]
De langhuisstolp heeft zijn naam te danken aan het lange voorhuis, vóór de piramidevormige stal. Net als bij de West-Friese stolp liggen de darsdeuren bij de langhuisstolp doorgaans aan de voorzijde van de boerderij. Dit type boerderij wordt gezien als het oudste type stolpboerderij.
In het landschap[bewerken | brontekst bewerken]
Stolpen konden op verschillende manieren in het landschap liggen. Zo lagen sommige stolpboerderijen vrij in het ruime polderland terwijl andere in groepjes bijeen lagen. Ook konden ze aan de rand van het dorp of van de stad en soms zelfs in de stad liggen. Belangrijk voor de ligging van de stolpboerderijen waren de volgende factoren:
Factoren die de ligging van de stop bepaalden |
---|
Dicht bij het bijbehorende land |
Een berijdbare verbinding met het dorp als verzorgingscentrum en markt voor de afzet en koop van producten en vee |
Zo nodig een vaarverbinding met het land en dorp en de markt |
Redelijk drinkwater |
Droge ligging bij wateroverlast en zo mogelijk in geval van overstroming |
Stolpboerderijen kwamen ook voor in reeksen. De reeksen waren afwisselend van karakter en volgden vaak bestaande landschappelijke structuren. In West-Friesland bouwde men bijvoorbeeld stolpen op de hogere kreekruggen in het landschap, terwijl op Texel kleine stolpen verspreid in het landschap verrezen. Door de karakteristieke daken, die beeldbepalend zijn voor het Noord-Hollandse landschap, worden stolpen ook wel de 'piramides van de polder' genoemd.
Constructie[bewerken | brontekst bewerken]
Het constructieve hart van een stolpboerderij wordt gevormd door een vierkantconstructie, bestaande uit vier hoge gebintstijlen. De gebintstijlen zijn twee aan twee verbonden door dekbalken en verstijfd met schoren. De twee zo ontstane dekbalkgebinten zijn aan elkaar gekoppeld met platen en vervolgens ook in de langrichting met schoren verstijfd. Op de vierkantconstructie rust het hoge, piramidale dak dat aan vier kanten doorloopt over de zijbeuken. De gebintstijlen dragen een groot deel van het gewicht van het dak en moeten dus zwaar gefundeerd worden. De wanden hebben daarentegen maar een beperkte dragende functie en behoeven dus een veel minder zware fundering.
Bron[bewerken | brontekst bewerken]
De tekst is gebaseerd op:
- Ton van der Heijden (red.) Nederland Dichterbij Boerderijen (Amsterdam 1996)
- Provincie Noord-Holland. Prachtlandschap Noord-Holland: Leidraad Landschap & Cultuurhistorie, 2018.
- Schilstra, J. J., e.a. De stolp te kijk. Stichting Uitgeverij Noord-Holland, 1990.