8.0 Regionale verschillen in kleurgebruik in het Groene Hart
In het boek 'Kleur op boerderijen in het Groene Hart' wordt ook aandacht geschonken aan de regionale diversiteit van het kleurgebruik. Hier worden boerderijen uit verschillende regio’s van het Groene Hart onderling vergeleken. Over de regionale diversiteit van het kleurgebruik in andere gebieden van Nederland staat in dit artikel geen informatie. Hier heeft nog nooit (2012) iemand systematisch onderzoek naar gedaan. De algemene opmerkingen kunnen echter ook voor andere regio’s interessant zijn.
Bij het zoeken naar regionale verschillen in het kleurgebruik op boerderijen in het Groene Hart zijn er twee dingen waar rekening mee gehouden moet worden. Allereerst, streekeigen kenmerken houden zich niet netjes aan de regiogrenzen. Streekeigen kleurstellingen lopen net zo wisselvallig in elkaar over als de seizoenen. Het is zelfs zo dat per dorp de kleuren kunnen verschillen. Toen de dorpsschilder nog zelf zijn verf mengde, had hij een grote invloed op de kleurkeuze van zijn klanten. Maar ook nu nog adviseert de schilder vaak de toegepaste kleuren. Alleen zit tegenwoordig de schilder niet meer vast aan zijn eigen dorp. Verder is het zo dat iedereen geneigd is om de regio waar hij of zij vandaan komt als de meest normale regio te beschouwen. Men gebruikt de eigen regio onbewust als referentie. Het gevolg daarvan is dat men van andere regio’s meestal aardig aan kan wijzen wat daar de streekeigen kenmerken zijn, maar dat dit van de eigen regio veel moeilijker is. Daarom hebben we op vakanties meer oog voor de schoonheid van de dingen om ons heen dan wanneer we thuis zijn. Thuis is te gewoon.
De regionale verschillen in het kleurgebruik op boerderijen zijn onderzocht op basis van de aquarellen van J. Verheul en aangevuld met eigen waarnemingen. Verheul heeft tussen 1920 en 1935 circa 340 boerderijen redelijk waarheidsgetrouw geaquarelleerd. Nu is een aquarel altijd een interpretatie van de schilder, zodat we altijd voorzichtig moeten zijn met het trekken van conclusies. Maar zoveel aquarellen zijn heel goed onderling te vergelijken. Verheul aquarelleerde zijn boerderijen vooral uit documentair oogpunt. Hij gebruikte zijn aquarellen als wapens in de strijd voor het behoud van landschappelijk schoon. Hij woonde in Rotterdam en heeft daarom vooral in die regio de meeste aquarellen gemaakt, maar hij kwam ook in andere regio’s.
Enkele algemene opmerkingen
Wat opvalt is dat men altijd zoekt naar een mooi kleurcontrast. Hoge witte plinten of witte ramen gaan bijna altijd samen met gele of geelwitte kozijnen zodat deze mooi afsteken. Dit geldt ook voor het siermetselwerk. Op gevels die gemetseld zijn met gele IJsselsteentjes komt vaker en rijker siermetselwerk in helderrode baksteen voor. Op rode baksteen steekt dit veel minder af en daarom komt het minder vaak voor (om boogjes te metselen moeten stenen geslepen worden, dit gaat met een zachte rode steen het makkelijkste.) De kleur van de baksteen is afhankelijk van de samenstelling van de klei waaruit ze gebakken werd. Omdat transport vroeger zeer kostbaar was, betrok men de baksteen van de dichtstbijzijnde steenfabriek. Zo maakt men uit de klei van de Hollandse IJssel kleine gele IJsselsteentjes. Klei die afgegraven werd langs de Rijn of de Lek gaf een rode steen.
Ook de relatie tot de steden had invloed op het uiterlijk van de boerderijen. Boerderijen die dicht bij de stad liggen zijn gemiddeld genomen wat rijker en wat stedelijker.
Groen is voor alle regio’s absoluut de meest voorkomende kleur. Maar in iedere regio komen af en toe ook andere kleuren voor. Meestal is dit dan blauwgrijs, maar soms ook blauw, donkerrood of bruin.
Verschillende typen kleurstellingen
In alle regio’s in het Groene Hart worden bijna dezelfde kleuren gebruikt. De verschillen tussen de regio’s blijken uit de toepassing van de kleuren. Uit de onderzoekgegevens zijn vier typen kleurstellingen afgeleid. Bij twee van deze typen is sprake van typisch boeren kleurgebruik. Dat zijn het kleurrijke type, dat vooral langs de kuststreek voorkomt, en het randjestype dat in het gehele Groene Hart is te vinden. Het sobere type en het statige type zijn wat algemener en zijn ook in de steden te vinden. Elk type kan in iedere regio voorkomen, maar sommige types komen in bepaalde regio’s duidelijk vaker voor, en mogen daarom streekeigen genoemd worden. Nu is het met streekeigen kenmerken net als met familiekenmerken. Broers hebben zelden alle kenmerken van elkaar, en toch kunnen zij sprekend op elkaar lijken. De vier typen zijn hierna uitgewerkt. Hierbij moet worden opgemerkt dat iedere kleurstelling zowel kan voorkomen met rode baksteen als met gele IJsselsteentjes.
De verschillende regio’s van Zuid-Holland en het Groene Hart
De kuststrook
Het kleurgebruik in een brede kuststrook is opvallend. Deze kuststrook bestaat uit Delfland, Westland, Rijnland, de Duin- en Bollenstreek en een deel van Schieland. Hier is het kleurrijke type streekeigen. Het is een rijk gebied waar de stad altijd dichtbij is. In deze kuststrook komen vaker gevels voor die helemaal tot bovenaan gewit zijn. Dit betreft overigens nooit de hele boerderij, maar altijd één of meer (delen) van gevels. Afweertekens boven de keldervensters (bij katholieke bewoners) zijn ook zeer kenmerkend voor deze regio’s. Als we deze regio’s onderling vergelijken is Delfland en het Westland absoluut het kleurrijkste. Hier komen relatief veel oude en rijke boerderijen voor met gele IJsselsteentjes en veel siermetselwerk. Op de kozijnen komt het randjes type ook nogal eens voor. Ook in het interieur gebruikt men veel rooisel en geelsel. Rijnland en de Duin- en Bollenstreek hebben over het algemeen donkerrode bakstenen en siermetselwerk komt hierdoor minder vaak voor. Ook hebben het Rijnland en de Duin- en Bollenstreek minder plinten dan andere delen van de kuststrook.
Alblasserwaard en Vijfheerenlanden
Dit gebied ligt vrij ver van de grote steden af. Het kleurgebruik is hierdoor vrij boers. Het randjes type is hier streekeigen. Ook in het interieur heeft men een voorliefde voor randjes en het witten van voegjes en dat soort opsmuk. Hier en daar worden de voegen van een gemetselde boog extra aangezet met een kwastje witkalk. Binnen was het blauwselen en rooiselen algemeen. Niet alleen lichtblauw maar ook hardblauw kwam hier veel voor.
Lopikerwaard
Het kleurgebruik in de Lopikerwaard is over het algemeen sober van aard. Wat betreft de plinten is het sobere type hier streekeigen. De vensters kunnen zowel van het sobere type als het randjes type zijn. De kozijnen zijn wit. In de Lopikerwaard zoekt men het sierende element meer in de vorm dan in de kleur. Sierlijk en typerend voor deze regio zijn de engelenramen en de geprofileerde windveren.
Krimpenerwaard
Ook hier overheerst het sobere type. Als sierend element gebruikt men soms siermetselwerk. Hier komen zowel rode als gele bakstenen voor, soms met siermetselwerk. Het kleurgebruik van de ramen en luiken is meestal van het sobere type. De kozijnen zijn wit. Ook hier zijn weinig en meestal lage plinten.
Overig
In Schieland en het Land van Gouda is er geen streekeigen kleurgebruik aan te wijzen; dit zijn meer overgangsgebieden tussen de omringende regio’s.
In het zuiden van het Groene Hart is soms een Zeeuwse invloed merkbaar. Voor Zeeland zijn, net als voor de Zuid-Hollandse eilanden, spiegelklamp luiken met lichte of witte spiegels en groene randen kenmerkend. Dergelijke luiken komen in de dertiger jaren van de 20e eeuw ook in de andere regio’s van Zuid-Holland voor. Dit geeft nog maar eens aan hoe vaag de grenzen zijn van het streekeigen kleurgebruik.
Verder lezen
- Het boek ''Kleur op boerderijen''
- 1.0 Historisch verantwoord kleurgebruik
- 2.0 Stel het nadenken over kleuren niet uit tot de schilder komt
- 3.0 Traditionele verf
- 4.0 Kalkverf en andere waterachtige verven
- 5.0 Teer, teerproducten en teervervangers
- 6.0 Kleurgebruik op boerderijen
- 7.0 De ontwikkeling van het kleurgebruik op het exterieur
- 8.0 Regionale verschillen in kleurgebruik in het Groene Hart
- 9.0 De ontwikkeling van het kleurgebruik in het interieur
- 10.0 Verkleuren van verf
- 11.0 De kleurkeuze
- 12.0 Kleur, monumenten en welstand
- 13.0 Kleurnummers
Bron
Deze tekst is gebaseerd op:
- Ineke de Visser, Kleur op boerderijen. In het groene hart van Holland (Hardinxveld-Giessendam 2006)
Deze publicatie is tot stand gekomen door eigen onderzoek en o.a. de volgende bronnen:
- M. de Keijzer en P. Keune, Pigmenten en bindmiddelen (Amsterdam, 2001)
- L. Simis, bewerkt door H. Janse, en J. Berghuis jr., Schilder- en Verfkunst (’s-Gravenhage, z.j.)
- H.J. Zantkuyl, Bouwen in Amsterdam (Amsterdam, 1973-1992 p. 94-108)