Sopketel

Uit Agriwiki
Sopkarretje met sopketel uit Elst

Brabantse benaming voor ketel waarin vroeger het veevoer werd gekookt. Deze bevond zich ofwel in de deel, ofwel in het woongedeelte van de boerderij. Vroeger stond hij in de haard, waarvan hij op het zogenoemde 'ketelwagentje' naar de stal getrokken om de inhoud te legen in de 'koebakken', de hoge rand van de voorstal voor de koeien.

Sop[bewerken | brontekst bewerken]

Het voorzetsel 'sop' verwijst naar de Brabantse benaming voor gekookt veevoer dat in de Kempen en het Peelland aan de koeien, varkens en paarden werd gevoerd. Dit zogenaamde sop (ook wel: bras) werd in de zomer twee keer per dag koud aan het vee bijgevoerd, en in de winter drie keer per dag lauw. Sop bestond uit alles wat eetbaar was waaronder gewassen, etensresten en groenafval. Daarnaast werd graan, stro, en haver of roggemeel toegevoegd. Soms werd het ook gekookt met karnemelk.

Ketel[bewerken | brontekst bewerken]

De sopketel was doorgaans erg groot, en kon tenminste 100 liter sop sop houden. De sopketel was aan in de schouw bevestigd door middel van een schrofhaal en een draaier. Op die manier kon het sop zodra het gaar was van de schouw weggedraaid worden en op een zogenoemd sopkarretje of ketelkarretje gezet worden waarmee de sop naar het vee werd gereden.

Andere gebruiken[bewerken | brontekst bewerken]

De sopketel werd niet alleen voor veevoer. De grote ketel werd namelijk ook gebruikt voor het koken van de was, of voor het badderen van kinderen. Bij dit laatste gebruik werd de bodem van de ketel wel bedekt met een plankje of kleding zodat het water niet te heet werd.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

  • Crijns, A.H. en F.W.J. Kriellaars. Het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant 1800-1885, Stichting Zuidelijk Historisch Contact, Tilburg.