Slachten
Op boerderijen was het heel lang gebruik om in november een varken te slachten. Vandaar dat deze maand ook wel de slachtmaand wordt genoemd. Voor deze klus werd de hulp ingeroepen van een huis- of boerenslachter. Nadat deze het varken had gedood, werd het dier onthaard en op een ladder gebonden zodat het vlees kon besterven. De volgende dag kwam de slachter terug om het vlees uit te benen. Een deel (bijvoorbeeld de ruggenstreng) moest snel worden opgegeten, omdat men geen methode had om het voor langere tijd te bewaren. Alles wat niet snel werd opgegeten, werd zo goed mogelijk geconserveerd. Zo werden worsten in de schouw of in een speciale rookkast te roken gehangen. Voor de slacht was veel heet water nodig. Hiervoor werd vaak het waterfornuis gebruikt.
Bron[bewerken | brontekst bewerken]
De tekst is gebaseerd op:
- 'Vlees aan de wieme', Landleven 6e jaargang, nummer 6- november/december 2001