Erfgoedcommissie

Uit Agriwiki

Elke gemeente is verplicht een monumenten- of een erfgoedcommissie te hebben. De leden dienen B&W te adviseren op het gebied van cultuurhistorische kwaliteit van de leefomgeving. Dit houdt in dat wanneer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een cultuurhistorisch waardevol object, de erfgoedcommissie zich hier eerst over buigt en het college adviseert. De term monumentencommissie is de laatste jaren in onbruik geraakt omdat die term onvoldoende recht doet aan de brede deskundigheid en verantwoordelijkheid van deze commissie.

Het verantwoord omgaan met monumenten vereist een grote deskundigheid en zorgvuldigheid. Specialistische kennis op cultuurhistorisch, technisch, procedureel en financieel vlak is onontbeerlijk. Bovendien veranderen voorschriften en inzichten regelmatig. Het is wenselijk dat het college van B&W voor advies kunnen terugvallen op de verzamelde deskundigheid van een erfgoedcommissie. De erfgoedcommissie is een uitvloeisel van de erfgoedverordening.

Doelstelling en taken[bewerken | brontekst bewerken]

Voor een goed werkende erfgoedcommissie is het van belang dat de volgende zaken worden vastgelegd: § afbakening van de thema’s: waarmee houdt de commissie zich wel en niet bezig? § de optiek van waaruit de commissie adviseert: beschermend, ontwikkelingsgericht of beide. Het laatste heeft de voorkeur; § de status van de uitgebrachte adviezen; § een opsomming van de taken: minimaal zijn de taken die voortvloeien uit de Monumentenwet: advies over de omgevingsvergunningen voor de activiteit monumenten, advies over bescherming van monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Verder kan de commissie zich ook bezig houden met het lokale monumentenbeleid: gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden, inpassing van het monumentenbeleid in een breder kader van ruimtelijke ordening, welstand en beeldkwaliteit. Het verdient aanbeveling om de gewenste werkwijze van de commissie vast te leggen in een reglement. Hierin kunnen bijvoorbeeld worden geregeld: de vergaderfrequentie, de wijze van agenderen, wijze en criteria van advisering, de relatie met het gemeentebestuur etc. In het algemeen geldt dat hoe meer monumenten er zijn in een gemeente, hoe ruimer het takenpakket is gesteld.

Samenstelling: onafhankelijk en deskundig[bewerken | brontekst bewerken]

De samenstelling van de commissie wordt voor een groot deel bepaald door de doelen die de gemeente met deze commissie nastreeft. Om het college van B&W gevraagd en ongevraagd advies te kunnen geven op alle terreinen die te maken hebben met erfgoed en monumentenzorg, is een onafhankelijke samenstelling van de commissie noodzakelijk. Daarom is niet toegestaan dat commissieleden deel uitmaken van het gemeentebestuur of de ambtelijke organisatie (behalve de secretaris.) De onafhankelijkheid vande commissie dicteert dat de wethouder geen voorzitter mag zijn van de commissie, zoals in het verleden vaak het geval was. De benodigde deskundigheid van de commissie is afhankelijk van de doelstellingen. Over het algemeen moet de volgende deskundigheid minimaal aanwezig zijn:

  • bouwkundige deskundigheid;
  • kennis van restauraties;
  • kennis van kunsthistorie of architectuurhistorie;
  • kennis van lokale bouwhistorie.

Wanneer de commissie uitsluitend uit deskundigen van buiten de gemeente bestaat, is verbreding van het draagvlak wenselijk. Ook bewoners of vertegenwoordigers van de historische verenigingen of regionale boerderijenstichtingen hebben een waardevolle inbreng in deze commissie.

Er is jurisprudentie beschikbaar waarin een monumentencommissie, die uitsluitend bestond uit leden van een raadscommissie, niet werd geaccepteerd als een commissie zoals bedoeld in de Monumentenwet. Hier ontbrak de vereiste deskundigheid. De secretaris is de spil van de monumentencommissie. Deze functionaris draagt een grote verantwoordelijkheid. Van hem wordt verwacht dat hij:

  • het gehele beleidsveld van de monumentenzorg overziet;
  • het juridische kader van de monumentenzorg kent;
  • de instanties kent die zich bezig houden met monumentenzorg;
  • kan organiseren, presenteren en archiveren;
  • gevoel heeft voor de ruimtelijke kwaliteit en de verantwoordelijkheid die de gemeente draagt om deze te verbeteren.

In de praktijk is vaak de ambtenaar die belast is met monumentenzaken ook de secretaris van de monumentencommissie. Hij is lid van de monumentencommissie zonder stemrecht, of is door B&W als niet-lid toegevoegd aan de commissie.

Samenwerking[bewerken | brontekst bewerken]

Een monumentencommissie heeft raakvlakken met een welstandscommissie. Beide zijn lokaal werkende, door B&W benoemde adviescommissies. Voor beide commissies is lokale kennis onontbeerlijk, en beide waken over aspecten van de ruimtelijke kwaliteit. Wanneer beide commissies naast elkaar bestaan, bestaat het gevaar van doublures en eventueel zelfs het gevaar van tegenstrijdige adviezen. In verschillende gemeenten is daarom gekozen om de welstands- en de erfgoedcommissie te combineren. Het is eveneens mogelijk om een lid van de erfgoedcommissie in de welstandscommissie plaats te laten nemen en andersom. In een dergelijke situatie kan het voor een gemeente voordeel hebben om voor monumentenzaken een samenwerkingsverband aan te gaan met andere gemeenten, of contact te leggen met een organisatie die haar advieswerk uitstrekt over meerdere gemeenten. In Zuid-Holland en Zeeland is dat de ‘Stichting Dorp, Stad & Land’ (DSL). In andere provincies ‘het Gelders Genootschap’ (Gelderland), ‘Libau’ (Groningen), ‘het Oversticht’ (Overijssel), ‘Hûs en Hiem’ (Friesland). Deze organisaties kunnen een bijdrage leveren wanneer externe expertise op monumentengebied gewenst is, of wanneer er geen eigen monumentencommissie bestaat. Zij hebben ook een grote ervaring bij het opstellen van gemeentelijke monumentenlijsten, en de selectie van beeldbepalende panden.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

P.T. den Hertog Van Oud naar Behoud (2005)

Links[bewerken | brontekst bewerken]