Dakramen

Uit Agriwiki

Intensiever gebruik van boerderijen voor bewoning leidt er toe dat men meer licht en lucht wil op meer plaatsen. Ook een gewijzigde functie van het pand – bewonen van een achterhuis – of het opsplitsen van een boerderij in bijvoorbeeld wooneenheden kan tot de wens van meer of minder deuren en ramen leiden. De meest voorkomende wijzigingen hebben betrekking op het aanbrengen van extra dakramen en dakkapellen.

De visie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed[bewerken | brontekst bewerken]

De Rijksdienst vindt het belangrijk dat nieuwe dakdoorbrekingen zo min mogelijk schade toebrengen aan het monument, zowel esthetisch als technisch. De dakvensters en dakkapellen mogen niet te groot zijn en moeten worden aangebracht tussen de spanten, sporen en gordingen. Zij moeten zo beperkt mogelijk in aantal zijn, zodat de gevolgen voor de constructie beperkt blijven en het dakvlak zijn historische geslotenheid zo veel mogelijk behoudt. Tevens moet men de vensters bij voorkeur beperken tot die zijde van het dak waar men vrijwel geen of weinig zicht op heeft. Op deze manier blijft de aantasting van de constructie van het dakvlak beperkt en daarmee de aantasting van de historische waarden van het pand.'

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst is gebaseerd op:

  • Brochure techniek, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 7, Instandhouding van historische houten vensters (gewijzigde 3e druk 2005)

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]