Welstandsnota
De welstandsnota geeft de criteria aan waarop de welstandscommissie bouwplannen mag toetsen waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd. Elke gemeente heeft de beleidsvrijheid om een eigen welstandsnota vast te stellen.
De werking van de welstandsnota[bewerken | brontekst bewerken]
De meeste gemeenten hebben een welstandsnota. In deze nota heeft een gemeente vastgelegd wat de welstandscriteria zijn. Dit zijn de eisen die een gemeente stelt aan de architectonische vormgeving van een bouwplan en haar relatie met de omgeving. Alleen bouwwerken die vergunningsplichtig zijn worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. In de praktijk bestaan er grote verschillen bij de invulling en de uitvoering van het welstandsbeleid door gemeenten. Er zijn gemeenten met een streng welstandsregime en er zijn gemeenten die geheel welstandsvrij zijn. De welstandsnota kan geen sloop voorkomen, maar ze kan wel zorgen voor de bescherming van de karakteristieke verschijningsvorm van boerderijen en bijgebouwen. Daarnaast kan een welstandsnota de kwaliteit en de inpassing van vervangende nieuwbouw bewaken.
Voor de burgers is het belangrijk dat de welstandscriteria openbaar zijn. Hierdoor kunnen zij van tevoren inzien aan welke eisen hun bouwplan moet voldoen, zodat de vergunningprocedure soepeler verloopt. Deze transparantie zorgt er voor dat eventuele subjectieve meningsvorming door de welstandscommissie wordt voorkomen. Een welstandsnota kan zodanig opgezet zijn dat er sprake is van gebieden waar een gevarieerd welstandsregime geldt:
- welstandsvrije gebieden, waar niet wordt getoetst; b.v. op industrieterreinen langs niet- doorgaande straten
- gebieden met een lichte welstandstoets
- gebieden met een reguliere welstandstoets; b.v. de nieuwbouwwijken uit de periode van na 1960
- gebieden met een verzwaarde welstandstoets; b.v. historische standskernen en het landelijk gebied
Bij elk gebied wordt op basis van de karakteristiek van het gebied een aantal criteria vastgesteld.
Naast de indeling in gebieden kan de welstandsnota ook onderscheid maken tussen verschillende soorten gebouwen en hierbij z.g.n. objectcriteria definieren. Dan kan het b.v. gaan om:
- criteria voor industriele complexen
- criteria voor woonhuizen
- criteria voor traditionele streekeigen boerderijen
Bij elk type bouwwerk wordt op grond van de karakteristiek van het gebouw criteria bepaald.
Een praktijkvoorbeeld[bewerken | brontekst bewerken]
De gemeente Borsele stimuleert en ondersteunt met een pakket van maatregelen de eigenaars om hun erf streekeigen en landschappelijk fraai in te richten. Voor nieuwbouw bij een bestaande, karakteristieke boerderijen gelden strenge welstandseisen. Maar er is meer mogelijk, indien de afstand tussen de bestaande, karakteristieke bebouwing en de nieuwbouw vergroot wordt en de nieuwbouw ingekleed wordt in een forse streekeigen beplanting. In deze welstandsnota heeft de gemeente een hoofdstuk geschreven met richtlijnen voor de erfbeplantingen. Per landschapselement is hierin vastgesteld aan welke minimale eisen zij moet voldoen (hoogte, breedte en soorten). In deze nota is tevens een hoofdstuk opgenomen over subsidiemogelijkheden. Hierin wordt verwezen naar Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ), die adviseert over de aanleg en het onderhoud van groenbeplanting en hiervoor subsidie kan verstrekken.
Bron[bewerken | brontekst bewerken]
De tekst is gebaseerd op:
- Ineke Visser, e.a., Boerderij in Perspectief, handvatten voor Herbestemming (Alblasserdam 2007) p.18