Schuurdeurkapel

Uit Agriwiki

De hallehuisboerderij die in een groot deel van ons land voorkomt, wordt gekenmerkt door onder meer lage zijgevels en laagaflopende dakvlakken. Het was een probleem om in zulke lage gevels deuren te maken, laat staan inrijpoorten voor de volgeladen oogstwagens.

Schuurdeurkapel[bewerken | brontekst bewerken]

Door de korte gevels van een zadeldak te voorzien, eventueel met wolfseinden (kleine driehoekige dakschildjes) werden ze hoog genoeg voor deuren. Maar als een boerderij of schuur een schilddak had, waardoor ook de achtergevel heel laag was, of als men per se schuurdeuren in een lange zijgevel wilde plaatsen, moesten andere aanpassingen worden verzonnen. De schuurpoort kon dan in een kapel worden geplaatst, men liet het dak ter plaatste opwelven of de poort werd teruggeplaatst in de gevel. Het voordeel van zowel een kapel als een opwelvend dak was dat er minder vloeroppervlakte verloren ging dan bij een teruggeplaatste poort. De poort bleef immers in het gevelvlak gehandhaafd. Het nadeel was echter dat er een ingewikkelde kapconstructie nodig was met als gevolg meer kans op lekkage.

Teruggeplaatste deuren[bewerken | brontekst bewerken]

In het oosten van ons land zijn her en der hallehuisboerderijen te vinden met teruggeplaatste deeldeuren in de achtergevel. Zo’n teruggeplaatste inrijpoort wordt in Twente ‘onderschoer’ of 'onderschuur’ genoemd. Later is deze bouwwijze ook toegepast bij boerderijtypen met een zadeldak en hoge topgevels, hoewel dat geen noodzaak was.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst is gebaseerd op:

  • 'Inrijpoorten in lage gevels', Landleven 7e jaargang, nummer 6- november/december 2002

Links[bewerken | brontekst bewerken]

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]