Metselwerk

Uit Agriwiki

Metselwerk bestaat uit stenen die met mortel aan elkaar gemaakt zijn. Na verharding van de mortel is er een versteend geheel onstaan. In Nederland bestaan de meeste oude gebouwen en monumenten uit metselwerk van baksteen. Tot op de dag van vandaag is baksteen metselwerk nog steeds het meest gebruikte gevelmateriaal. Naast baksteen kan er ook worden gemetseld met natuursteen, kunststeen, betonsteen en kalkzandsteen. Natuursteen wordt - door zijn prijs - meestal alleen toegepast op plekken waar dat thechnisch wenselijk is of voor sierornamenten. Kunststeen, betonsteen en kalkzandsteen komen soms in gevelmetselwerk voor maar worden ook vaak gebruikt voor binnenwanden. De manier waarop de (bak)stenen gestapeld worden, wordt het metselverband genoemd.

Schoon en vuil werk

Metselwerk dat in het zicht is wordt 'schoonmetselwerk' genoemd. Dit metselwerk moet recht gemetseld zijn (rechte lintvoegen) en bestaan uit schone en goede kwaliteit metselstenen. Als het metselwerk niet in het zicht blijft wordt het 'vuilwerk' genoemd. Vuilwerk mag wat minder recht gemetseld worden. Over het metselwerk komt namelijk een afwerklaag zodat eventuele oneffenheden weggewerkt worden. Schoon metselwerk wordt ook wel gevelmetselwerk genoemd. Dit metselwerk vormt de huid van vrijwel alle (oude) gebouwen. Het is daarmee zeer bepalend voor het uiterlijk van het gebouw.

Patina

Een baksteen heeft door het bakproces een bakhuid gekregen. Deze huid van de baksteen is harder dan de rest van de steen en zorgt ervoor dat er niet te veel vocht en vuil in de steen kan dringen. Het is daarom belangrijk dat deze huid in stand blijft. Als de niet zo is zal de baksteen versneld verouderen en verweren. Bij het reinigen van gevels wordt deze patina verwijderd. Helaas wordt daarmee vaak ook de bakhuid van de steen aangetast.

De waarde van metselwerk

Er zijn twee punten die belangrijk zijn om te weten over de waarde van metselwerk, alvorens over te gaan op herstel, onderhoud of reiniging van metselwerk:

  1. 'Het metselwerk is een document van een werkwijze en techniek. Origineel metselwerk en voegwerk verschaft veel informatie over de geschiedenis van het bouwen in het algemeen en de bouwperiode van het bouwwerk in het bijzonder. Het is 'gestolde' geschiedenis en daarmee een belangrijk bouwhistorisch gegeven.(Monumentenwacht Inspectiehandboek 1, 1.2.1.0)
  2. Het metselwerk bepaalt in hoge mate het karakter van het gebouw. Het is als het ware de huid. Een moderne strengperssteen platvol en doorgestreken gevoegd 'oogt' heel anders dan een handgevormd gevelklinkertje met een gesneden voeg. Ook het patina dat door de tijd is ontstaan door wat dichtslibben van nerven door roet, stof, etcetera, speelt een belangrijke rol.

'Als het metselwerk onderdeel is van een monument heeft dit dus monumentale waarde. Behalve voor beperkt herstel en zorgvuldig onderhoud, is voor algeheel herstel van het oorspronkelijke metselwerk en voegwerk een vergunning nodig ex artikel 11 van de monumentenwet 1988. Het wordt namelijk als een wijziging van het uiterlijk beschouwd. Hetzelfde geldt voor het reinigen van gevels.' (Monumentenwacht Inspectiehandboek 1, 1.2.1.0)

Verschil tussen oud en nieuw metselwerk

Metselwerk kent een lange historie. De Romeinen waren meesters in het metselen met baksteen en natuursteen. Na de val van het Romeinse Rijk is het bakken van baksteen in Nederland in de vergetelheid geraakt en pas in de 12de eeuw wordt er in Nederland weer bakstenen gebakken. In de loop der tijd is er wel het één en ander veranderd aan metselwerk. Tegenwoordig zijn de metselwerkwanden veel starder (stijver) dan vroeger. Dat komt omdat er andere specie wordt gebruikt en de stenen anders gebakken worden. Vanaf de 2de helft van de 19de eeuw wordt portlandcement toegepast in Nederland. Daarvoor werd er gemetseld met andere mortels zoals kalk (en soms met leem). Daardoor zijn de meeste historische gebouwen, zeker woonhuizen van vóór 1900, gemetseld, gevoegd en gepleisterd met kalkmortels. Dit zijn mortels waarin kalk het bindmiddel is (en zand het toeslagmiddel). Bij cementmortels is cement het bindmiddel. Kalk is veel flexibeler dan portlandcement. Hierdoor is een kalkvoeg altijd zachter dan of even zacht als de omringende baksteen. Dat is een waardevolle eigenschap bij buitenmuren. Die moeten immers veel vocht kunnen transporteren: van binnen naar buiten (woonvocht) en van buiten naar buiten (regen). Vochttransport vindt plaats via de weg van de minste weerstand: in geval van kalkmortel is dat de voeg. Kalkvoegen nemen eenvoudig vocht op en kunnen het ook weer snel afstaan. En als er een keer iets kapot vriest is het de voeg en niet de baksteen, want die neemt minder snel vocht op. Bij een cementvoeg is de baksteen vaak het zachtste en meest poreuze onderdeel. Gevolg: de baksteen neemt het vocht op en kan het niet door de voegen verder transporteren. Daarom moet het vocht ook weer via de baksteen uitdampen. Als het vriest kan de steen gemakkelijker kapot vriezen (afgeschilferde bakstenen). Cementmortels worden door metselaars graag toegepast omdat je er sneller mee kunt bouwen en omdat ze beter waterdicht zijn wat juist een probleem is bij ‘zachte bakstenen’. Cementmortels kun je alleen toepassen bij harde baksteen. Bij twijfel over de hardheid van de steen geldt de regel: zachte kalkvoeg aanbrengen.

Als het metselwerk hersteld moet worden inboeten Moet de mortelsamenstelling afgestemd zijn op het bestaande werk. Zo hoort bij een zachte steen een zachte mortel met veel kalk en geen of weinig cement.

Oud metselwerk tot circa 1890 Modern metselwerk vanaf 1890
Baksteen van niet ontluchtte klei langzaam gedroogd en gebakken. Sterk poreus, grote vochtopname, lagere uitzettingscoëfficient. Baksteen van ontluchtte klei, snel gedroogd, bij hoge temperaturen gebakken, hogere dichtheid en minder poreus, hogere uitzettingscoëfficient.
Grote verscheidenheid aan kleine en grote poriën (rommelig), bijna perfect bestand tegen vorst. Homogene gelijkmatige poriënstructuur, hierdoor sterk vorstgevoelig.
Zacht en elastisch, neemt gemakkelijk temperatuur-spanningen op. Hard en stijf, zodat dilataties nodig zijn.
Gemetseld met zachte poreuze kalkmortels, versteent met koolzuur uit de lucht, mortel is elastisch. Gemetseld met harde weinig poreuze Portlandcement, versteent door chemische reactie met het aanwezige water.
Vervorming als gevolg van beperkte zettingen kunnen gemakkelijk worden opgenomen zonder dat de samenhang van het metselwerk verloren gaat. Zettingen kunnen niet zonder scheurvorming opgenomen worden, samenhang van het metselwerk gaat verloren.

links

Bron

De tekst is gebaseerd op:

  • Monumentenwacht Inspectiehandboek 1, 1.2.1.0
  • E.J. Haslinghuis en H. Janse Bouwkundige termen, Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie (4de druk, Leiden 2001), p.315

Verder lezen

  • Monumentenwacht Inspectiehandboek 1, 1.2.1.0