Historie van het venster

Uit Agriwiki

Vensters vertellen veel over de bouwperiode. Bij verschillende periodes horen bepaalde vensters. Vaak zegt een venster(-indeling) dus veel over de bouwperiode. Hieronder wordt er een kort overzicht gegeven van de historie van de vensters in Nederland.

Deze boerderij in Ameide (ZH) is een uitstalkast van 17de eeuwse venstertypes. Op de begane grond v.l.n.r. een kloosterkozijn, een deur met bovenlicht, een kruiskozijn en een kloosterkozijn. Op de verdieping een bolkozijn. Merk op dat de luiken van de kloosterkozijnen vanwege de symmetrie tegengesteld draaien. (Bron: Fotoarchief Bureau Helsdingen, Vianen)

Kort historisch overzicht

'Aanvankelijk waren vensters niet meer dan lichtspleten, die ook zorgden voor de toetreding van verse lucht. In de twaalfde eeuw probeerde men een grotere opening te maken. De vensteropening werd daartoe overdekt met een natuurstenen latei, in het midden ondersteund door een deelzuiltje. Hieruit is in de veertiende eeuw het kruiskozijn ontstaan. Meer dan vier eeuwen lang heeft het kruiskozijn, uitgevoerd in natuursteen, baksteen of hout, de Nederlandse architectuur beheerst. Rond 1683 werd het schuifvenster uitgevonden, een vervolmaking van primitieve, Franse systemen met schuivende ramen. Pas een eeuw nadat het schuifvenster in Nederland zijn intrede had gedaan, verdween het kruisvenster definitief uit de bestekken. Vanuit Frankrijk kwam in de zeventiende eeuw een nieuwe venstervorm naar Nederland: twee tegen elkaar sluitende ‘vleugels’, ofwel draairamen. In de loop van de achttiende eeuw werd dit soort vensters vaker in Nederland toegepast. In de negentiende eeuw werd het technisch mogelijk om steeds grotere glasoppervlakken te maken en werd het glas steeds goedkoper. De kleine roedeverdeling verdween. Aan het begin van de negentiende eeuw ontstonden de brede, verticale Empirevensters met twee ruiten in de breedte en drie in de hoogte, met in het midden een brede, verticale, geprofileerde roede. Aan het eind van de negentiende eeuw maakten deze vensters plaats voor de zogenoemde T-vensters: geen roeden in het bovenlicht en slechts één verticale roede in het onderste glasvlak. Uiteindelijk ontstond er zelfs een venster dat uit twee grote glasvlakken bestaat, zonder ook maar een enkele roede. In de negentiende eeuw waren er reeds gietijzeren roeden, en in de twintigste eeuw deden nieuwe materialen als staal, aluminium en kunststof hun intrede.' (Brochure techniek, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 7, Instandhouding van historische houten vensters (gewijzigde 3 e druk 2005))

Bron

  • Brochure techniek, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 7, Instandhouding van historische houten vensters (gewijzigde 3 e druk 2005)

Verder lezen