Roede

Uit Agriwiki

Veel authentieke (schuif)vensters zijn voorzien van roeden. Met een roede kunnen kleine glasruiten in een groter raam geplaatst worden. Een roede is meestal van hout maar kan ook van ijzer zijn. Roeden zijn de kwetsbaarste onderdelen van een venster.

Glas[bewerken | brontekst bewerken]

Roeden werden in raamkozijnen aangebracht om zoveel mogelijk licht binnen te halen. De productie van glas is door de loop der tijd sterk veranderd. In de middeleeuwen was glas erg kostbaar. Ook kon men alleen maar kleine ruitvormige glazen maken. Daar komt ook de naam ruit voor een glasvlak vandaan. Glas werd toen met behulp van lood in de kozijnen geplaatst. Na verloop van tijd werd de productie van glas verbeterd. Men kon toen ook rechthoekige stukken glas maken, die men ruiten bleef noemen. Deze waren nog steeds vrij klein en daarom gebruikte men roeden om in het raam of kozijn meerdere ruiten te kunnen plaatsen. Doordat het glas in steeds grotere maten geproducerd kon worden kregen raamkozijnen steeds minder roeden. Zo hebben schuifvensters uit het begin van de 18de eeuw soms wel 50 (5x(7+3)) ruiten. In het midden van de 19de eeuw hebben schuifvensters 6 (2x(2+1)) ruiten. De jongste schuiframen hebben maar twee ruiten en dus geen roeden meer.

Vroeger vond men die kleine ruiten maar armoedig staan. Hierdoor werden schuiframen vaak aangepast. Soms werd het hele raam vervangen door één met minder roeden. Soms zaagde men de roeden simpelweg af en plaatse een grotere ruit terug. De afgezaagde roede had kopshout op een kwetsbare plek. Dit had na verloop van tijd vaak inrotting van het hout tot gevolg.

Verhoudingen[bewerken | brontekst bewerken]

De roedenverdeling is nooit vierkant geweest maar altijd rechthoekig. Een goed oppervlak tussen de roeden bestaat uit de verhouding: breedte= 1, hoogte= √2. Of de hoek van de diagonaal bevindt zich tussen de 50° en 58°.

Slanke roeden[bewerken | brontekst bewerken]

Een roede bevat twee sponningen om de twee glasvlakken in te klemmen. Roeden zijn zeer slank gedimensioneerd, de sponning en het middelste gedeelte zijn alle drie even breed in aanzicht. Het glas wordt in de sponning op zijn plek gehouden door stopverf. Een roede heeft vaak een afmeting van ca. 32x32mm (twee sponningen en een middengedeelte (de "tong"). Als men dubbelglas in een venster plaatst, wordt de nieuwe roede vaak veel zwaarder dan de oorspronkelijke. Dit is niet fraai. Dit is te voorkomen door dun dubbelglas toe te passen of nog beter: isolerend enkelglas.

Vochtproblemen[bewerken | brontekst bewerken]

Doordat roeden smal zijn en aan weerszijde een glassponning hebben zijn deze kwetsbaar. Vooral de horizontale roeden zijn kwetsbaar. Ze moeten daarom goed onderhouden (schilderen) worden. Vroeger werd om die reden vaak eiken roeden toegepast in een verder grenen venster. (Eikenhout is veel duurzamer.) Stopverf hardt over een lange periode volledig uit en er ontstaan op een gegeven moment dan ook krimpscheuren. Het kan ook (gedeeltelijk) losgetrokken worden van het glas. Het (regen)water loopt via het glas tussen het glas en de stopverf door, of dringt door krimpscheuren de stopverf in. De onderliggende houten sponning wordt nat en maar weinig geventileerd. Op deze manier ontstaat houtrot en het zal niet lang duren voordat de verf op de roede gaat bladeren. Het kwaad is dan al geschied en de roede moet (gedeeltelijk) vervangen worden. Om dit probleem te voorkomen moet (ook de binnenkant van) de roede goed in de verf zitten. De verf moet 2 mm op het glas zitten. Dan is de kwetsbaarste plek, de aansluiting stopverf - glas goed beschermd.

Herstellen van roeden[bewerken | brontekst bewerken]

Mogelijke manieren om een roedenkruis aan te scherven. Afbeelding uit Monumentenwacht, Inspectiehandboek 1, 1.4, p.50.

Het gedeeltelijk vervangen van een roede kan door middel van aanscherven van een gehele roede of het uitbeitelen/frezen van een onderdeel van de roede. Het slechte gedeelte van het hout wordt tot in het goede gedeelte van het hout weggehaald. Het hout dat het slechte hout vervangt moet dezelfde afmeting en profilering hebben als het bestaande hout. Ook moet de nieuwe houtsoort overeenkomen met het bestaande werk. Het nieuwe hout moet schuin aangelast worden, zodat vocht wat eventueel toch binnendringt, afgevoerd wordt naar buiten.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

Deze tekst is gebaseerd op:

  • Monumentenwacht Inspectiehandboek 1, 1.4, p.50
  • Lennert Vrij Boerenerven op het landgoed Twickel p.94-96

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]