Los hoes

Uit Agriwiki

Hallehuisvorm in Oost-Nederland, waarbij mens, dier en oogst in één onverdeelde ruimte zijn ondergebracht. Zie ook hallehuis.

Indeling[bewerken | brontekst bewerken]

Zoals de naam al aangeeft was het los hoes een open huis waarbij de bewoners en het vee in dezelfde ruimte woonden. Desondanks kan er een tweedeling worden gemaakt in de inrichting van dit type boerderij.

Staldeel[bewerken | brontekst bewerken]

Zijgevel van Los Hoes in het Nederlands Openlucht Museum

Via de grote achterdeur van het los hoes kwam men op de donkere lemen deel. Links en rechts stond het vee op stal in de lage zijbeuken. In de zijmuren bevond zich op sommige plekken een klein stalraampje. De brede deel is opzij begrensd door achter elkaar staande gebintstijlen, die bij de zolder verbonden zijn door ankerbalken waarop ronde stammetjes liggen. Halverwege de deel bevindt zich de slop, een opening in de zolder waardoor mensen graan naar boven kon brengen.

De bön[bewerken | brontekst bewerken]

Boven de koeienstal bevond zich vaak een afgetimmerde ruimte waar veldproducten konden drogen. Dit noemde men de bön.

Het saal[bewerken | brontekst bewerken]

De knecht van de boer sliep in de ruimte boven de paardestallen. Dit werd het saal genoemd. Dit moest voorkomen dat de knecht te dicht bij de meid sliep, die in de bedstee voorin het huis sliep.

Woondeel[bewerken | brontekst bewerken]

Interieur van Los Hoes in Hengelo, Overijssel.
Interieur van los hoes met haardplaats in Haakbergen

Vanuit de deel kon met direct doorlopen naar het woongedeelte van de boerderij. De vloer van het woongedeelte was doorgaans met keitjes ingelegd en in de vloer bevond zich een gat waarin gestook werd. Dit is het centrale punt van de woning. Het leven in het los hoes speelde zich voornamelijk af rondom het open vuur. Hier stond vaak een (opklapbare) tafel met biezen knopstoeltjes. De wanden van het woongedeelte waren afgetimmerd met planken. Boven het vuur in het los hoes hing een kookpot of waterketel aan een haal. De haal was bevestigd aan een draaiboom die aan de voorgevel of het tweede gebint was bevestigd. De draaiboom rustte aan de onderzijde vaak in een opening van een Bentheimer zandsteen. Het open vuur werd 's nachts afgedekt met een vuurkorf zodat er geen brand ontstond. De rook van het vuur verliet de boerderij via de spleten van de zolder en het slop door het strodak. Een bijkomstigheid was dat het graan op zolder werd gedroogd en berookt. Door het constante open vuur raakte de boerderij van binnen echter ook onder het roet.

Rookvanger[bewerken | brontekst bewerken]

Pas in de 19e eeuw werd er in sommige los hoes een rookvanger boven het open vuur aangebracht. Er kwam een schoorsteen ('de wieme') op het dak om de rook naar buiten te begeleiden. Hier werd vaak ook spek opgehangen om dit mee te laten roken.

Washoek[bewerken | brontekst bewerken]

In de buurt van de voordeur, in de zijbeuk van het los hoes, was de washoek te vinden. Hier konden de bewoners van de boerderij zich wassen en werd eventueel ook gekarnd. Bij de voordeur stond ook de waterput met daarnaast een puttenpost met zwengel. Bovenaan de zwengel bevond zich een puthaak met daaronder een emmer.

Bedsteden[bewerken | brontekst bewerken]

De bedsteden, weefkamer en koeienstal bevonden zich naast de washoek. In de zijbeuk aan de overkant bevonden zich doorgaans zich de melkhoek en de hokken voor varkens en de paardenstallen. Het was van belang dat de paarden dicht bij de achterdeur stonden omdat ze veel gebruikt werden.

Tafel met knoppenstoeltjes in het woongedeelte van los hoes in Haaksbergen

Licht[bewerken | brontekst bewerken]

Overdacht werd het woongedeelte van het los hoes voornamelijk verlicht via de grote vensters met kleine ruitjes in de voorgevel en boven de voordeur. Toch wilde men niet teveel licht in huis hebben omdat dit vliegen aantrok. Hiervoor werden lindebomen vóór het huis gepland die het zo donker mogelijk moesten houden. Het stalgedeelte werd doorgaans verlicht door olielampjes.

Verbeterd wooncomfort en einde los hoes[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het einde van de 20e eeuw kwam er verbetering in het wooncomfort van het los hoes. De vertrekken in de zijbeuken van het woongedeelte werden in deze periode afgesloten met deuren en werden kamers genoemd. De washoek werd hiermee een waskamer, en de melkhoek een melkkamer. Ook werd de rookvang verbeterd. Rijkere boeren brachten zelfs tegels en tegel-tableaux aan op de wanden van de boerderij en de ruiten werden vergroot. Uiteindelijk leidde al deze veranderingen rond 1870 tot het plaatsen van een stapelmuur tussen het woongedeelte en de stal van de boerderij. De open ruimte werd opgebroken en dit betekende het einde van het los hoes.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

  • Bouwhistorie van boerderijen. Ontstaan en vorm van de boerderijen in Alblasserwaard en Vijfherenlanden, Stichting Boerderij en Erf Alblasserwaard – Vijfherenlanden 2001.
  • Hesselink van der riet, M.L.M, m.m.v. H.B. Booijink. De bouw van de Twentse boerderij. Matrijs, 1984.