Zomerstal in West Friesland

Uit Agriwiki

Tot in de 20e eeuw werd in West-Friesland, op Wieringen en op Ameland in het voorjaar de zogenaamde zomerstal ingericht. Als het rundvee de stal verliet, nam de boerin de gelegenheid te baat om de stal, of ‘koejes’ zoals die in West-Friesland heette, goed schoon te maken. De verhoogde koestand, de mestgoot, de stalgang, de muren en de schotten waar de koeien twee aan twee tussen stonden, werden grondig schoon geschrobd.

Inrichting

Maar daarmee was de koestal natuurlijk nog geen zomerstal geworden. Na de grote schoonmaakbeurt werd hij geschilderd en uitbundig versierd. Eerst werden de muren gewit of geblauwd. Vanaf het einde van de vorige eeuw werd het gebruikelijk om ze daarna van een geteerde plint te voorzien. Het verdere schilderwerk was vooral afhankelijk van de voorkeur van de boerin. De stenen van de rollaag werden vaak afwisselend of per twee beschilderd: bijvoorbeeld wit en zwart of rood en geel. De kopse kanten van de koeschotten konden een kleur krijgen, net als de zeelpalen waaraan ze bevestigd waren. Soms werden de stalraampjes geblauwd in de vorm van gordijntjes. Als het schilderwerk klaar was, werd de stal aangekleed en ingericht. Over de koegang werd een loper gelegd of biezen matten en over de koeschotten werden geborduurde tapijtjes gehangen. De koestand werd met zand, zaagsel of met een laag helder witte schelpjes bestrooid. Tegen de koeschotten werden aardewerken schalen gezet en ook porseleinen borden die niet mooi genoeg waren voor de pronkkamer. Tenslotte werd de stal aangekleed met antiek of met opgepoetste en fris geschilderde gebruiksvoorwerpen, zoals de theestoof, de kaaspers, koperen melkkannen en oproombakken. Ze werden op de rand van de koestand neergezet.

Ook in de 18e-eeuwse West-Friese stolpboerderij uit Zuid-Scharwoude in het Nederlandse Openluchtmuseum, is een zomerstal ingericht. Op de rand van de koestand is een schelpenvloertje gemaakt, waarbij met behulp van verschillend gekleurde schelpen allerhande figuren zijn gevormd.

Praktisch

De gewoonte om een zomerstal in te richten kwam oorspronkelijk overal in de veeteeltgebieden in Nederland voor. De boer, zijn gezin en het inwonend personeel woonden dan gedurende de zomer in de stalruimte, het ‘stalletje’ genoemd. Enkele eenvoudige meubelen, zoals een tafel en enkele stoelen, vormden de inrichting van het stalletje. Het inrichten van een zomerstal had vooral een praktische reden. Vanuit de stal was men eerder buiten. In de zomer speelden zich hier immers een groot deel van de werkzaamheden af. Bovendien was het een drukke tijd voor de kaasmakerij en het stalletje lag meestal dichtbij de werkruimte waar de zuivelproductie plaatsvond. Daar had men trouwens heel vroeger geen aparte ruimte voor. Boter en kaas werden toe nog op stal gemaakt.

Bron

De tekst is gebaseerd op:

  • 'Schelpenvloer in de Zomerstal', Landleven 3e jaargang, nummer 3- mei/juni 1998

Links

Verder lezen