Spelderwerk

Uit Agriwiki

In historische boerderijen in het zuidoosten van ons land tref je soms plafonds aan met spelderwerk, een pleisterlaag van leem. Deze bouwwijze is vermoedelijk ontstaan in de tweede helft van de achttiende eeuw en komt elders in ons land niet voor.

In het grootste deel van ons land hebben historische boerderijen houten plafonds. Over de zwarte ‘moerbalken’ van het gebintwerk liggen dunnere ‘kinderbalken’, waarover de houten vloer van de verdieping of zolder is aangebracht. In het zuidoosten van ons land kun je in oude boerderijen ook plafonds aantreffen met spelderwerk. Daarbij is tegen en tussen de moer- en de kinderbalkjes een laag van leempleister aangebracht.

Luxe of praktisch?[bewerken | brontekst bewerken]

Over het waarom van het spelderwerk bestaan diverse opvattingen. Sommige deskundigen beschouwen het aanbrengen van leem als een modeverschijnsel. Dit gaf een boerderij een stedelijker en luxer aanzien. Andere deskundigen denken echter dat de leemlaag uit praktische overwegingen werd aangebracht. Niet alleen vanwege de isolerende en brandremmende werking, maar ook om stofoverlast te voorkomen. Vroeger werd het uitgedorste graan immers op de woonhuiszolder bewaard, waardoor er zonder leemlaag op het plafond heel veel stof in de woonvertrekken neerdwarrelde. Een andere mogelijkheid is dat het spelderwerk is ontstaan uit kostenbesparing. Voordat het in zwang kwam, lieten rijke boeren in Zuid-Limburg namelijk al de zoldervloer van hun boerderij van een leemlaag voorzien. Daarop weden plavuizen gelegd. Ook deze constructie had een hoge isolatiewaarde, maar was erg duur. Vandaar dat vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw werd gekozen voor spelderwerk. Waarschijnlijk hebben al deze overwegingen wel bijgedragen tot het ontstaan van deze bouwtechniek. Dat geldt zeker voor het mode-aspect, want er zijn namelijk situaties bekend, waarbij prachtige houten plafonds van balkjes met kraalprofielen onder het spelderwerk zijn weggewerkt.

Werkwijze[bewerken | brontekst bewerken]

Om het leempleister tegen het plafond te kunnen aanbrengen, werden gekloofde wilgentenen tegen de kinderbalkjes gespijkerd en gespannen. Deze zogenaamde ‘witsen’ worden in Zuid-Limburg ‘vitse’ genoemd en in Noord-Limburg ‘wietse’. Vervolgens werd leem aangemaakt met zand en water, waarna er als ‘wapening’ gehakseld stro door werd gemengd. Het stro voorkwam dat het leem tijdens het drogen ging barsten en verhoogde bovendien de isolatiewaarde. Het aanbrengen van het aangemaakte leemmengsel ging als volgt. Het werd tegen het raamwerk van witsen gesmeten, in model gestukadoord en daarna afgewerkt met een dun laagje leem, waarin paarden-, varkens- of koeienharen waren verwerkt. De haren fungeerden als een ‘krimpnet’ en zorgden ervoor dat er niet zo snel scheurtjes in het plafond kwamen. Tenslotte werd het plafond gekalkt met witkalk, waar soms een beetje blauwsel door was gemengd. De blauwe keur zou helpen om vliegen weg te houden.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst is gebaseerd op:

  • 'Plafonds van leem', Landleven 9e jaargang, nummer 6- november/december 2004

Links[bewerken | brontekst bewerken]

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]