Rode pigmenten

Uit Agriwiki

Om een helder rode kleur te maken had men vroeger slechts een beperkt aantal pigmenten die daarnaast ook een aantal minder gunstige eigenschappen hadden. Elke verf bestaat voor een groot deel uit twee belangrijke bestanddelen; het pigment en het bindmiddel. Een pigment is een poedervormige stof die kleur geeft aan de verf. Het bindmiddel zorgt ervoor dat de pigmentdeeltjes aan elkaar en aan de ondergrond hechten.

Historisch kleurgebruik[bewerken | brontekst bewerken]

Bij een goede restauratie is een op de historie gebaseerde kleurkeuze belangrijk. Om de ontwikkeling van het historisch kleurgebruik te begrijpen, is enige kennis over de belangrijkste historische pigmenten nodig. Een voorbeeld hiervan zijn de helderrode pigmenten. Aan helderrode accenten is altijd behoefte geweest. Helderrode pigmenten waren er genoeg, maar ze waren allemaal duur en hadden slechte eigenschappen. Kraplak en karmijn zijn transparant en niet lichtecht, dat wil zeggen: ze verbleken in het zonlicht. Loodmenie werd vroeger ook gebruikt als pigment. Maar de bekende oranje kleur verkleurt door licht lelijk zwartachtig. Dus voor schilderwerk dat mooi moet zijn is het niet geschikt. Ondanks dat werd het vroeger soms wel gebruikt als pigment. Tot voor kort werd het algemeen gebruikt om ijzer en hout dat in aanraking komt met metselwerk te beschermen. Dan was er nog vermiljoen. Dit wordt gemaakt uit kwik en zwavel. Het is een helderrood pigment dat niet lichtecht is en daarom niet geschikt voor buiten. Aan het einde van de 19de eeuw kwam een kraplak imitatie op de markt, synthetische alizarine. Imitatie kraplak is 40 maal zo goedkoop als de natuurlijke kraplak en het is meer lichtecht, maar nog steeds transparant. Het is niet verwonderlijk dat de meekrapteelt (waar men kraplak van maakt) hierna sterk terugliep. Pas met de komst van het giftige cadmiumrood aan het begin van de 20ste eeuw was er een duurzame dekkende rode accentkleur voor buiten. Cadmiumrood is ook prijzig maar circa acht maal goedkoper dan kraplak, karmijn en vermiljoen. Kortom, een felrood accentje binnen lukte vroeger wel, maar het was duur en moest liefst in een vrij donkere ruimte toegepast worden.

Verkleuren[bewerken | brontekst bewerken]

Kleuren veranderen onder invloed van licht, warmte, vocht en bepaalde bestanddelen in de lucht. Bij boerderijrestauraties is een duur kleuronderzoek door een deskundige vaak een uitzondering en zodoende zal vaak genoegen genomen moeten worden met een doe-het-zelf kleuronderzoek. Daarom is het goed enige kennis te hebben over het verkleuren van verf. Licht, hitte, vocht, zuurstof, zuren, zwavelwaterstof, hydroxiden, en het bindmiddel in de verf zijn vijanden van de kleurvastheid van kleuren. Verschillende rode pigmenten kunnen onder sommige omstandigheden verkleuren, zoals vermiljoen, karmijn en kraplak. Deze pigmenten zijn bijvoorbeeld niet goed bestand tegen licht. Karmijn en kraplak worden bleek en verliezen gedeeltelijk hun kleur. Vermiljoen wordt grijszwart. Vanwege de inwerking van het licht op deze kleuren is het goed om altijd goed achter latjes, in sponningen en in donkere hoekjes te kijken. Loodmenie is een loodverbinding. Alle loodverbindingen kunnen door zwavelverbindingen verkleuren van lichtgrijs tot diepzwart. In kalkverven hebben loodpigmenten last van verkleuring door oxidatie. Het loodhoudende pigment verkleurt dan naar vlekkerig zwart. Tijdens onderzoek is in een boerderij een voorbeeld van verkleuring van loodmenie gevonden. De bovenkant van het waterfornuis was geschilderd met een kalkverf met loodmenie als pigment. Deze laag was vlekkerig zwart geworden. Na het afkrabben van de huid kwam de bekende kleur van loodmenie weer te voorschijn.

Overzicht van de belangrijkste gebruikte rode pigmenten en kleuren van 1600-1950[bewerken | brontekst bewerken]

Kraplak werd vanaf de 16de tot halverwege de 19de eeuw veel gebruikt. Daarna, tot aan halverwege de 20ste eeuw minder. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw wordt namelijk synthetische alizarine, ook wel imitatie kraplak, een veel gebruikt rood pigment. Karmijn komt voor vanaf de tweede helft van de 17de eeuw tot het einde van de 19de eeuw, maar wordt minder vaak gebruikt. Dit geldt ook voor vermiljoen, een pigment dat voorkomt vanaf het begin van de 17de eeuw tot aan halverwege de 20ste eeuw. Loodmenie wordt vanaf het einde van de 17de eeuw tot aan het einde van de 18de eeuw in mindere mate gebruikt, maar daarna wordt dit pigment tot halverwege de 20ste eeuw vaker gebruikt. Sinds het begin van de 20ste eeuw wordt ook cadmiumrood gebruikt. Veel gebruikte pigmenten zijn met een volle kleur weergegeven. Minder vaak gebruikte pigmenten zijn gestreept weergegeven in de tabel. Voor een compleet overzicht zie pigmenten.

Overzicht van de belangrijkste gebruikte rode pigmenten van 1600-1950.

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

Deze tekst is gebaseerd op:

  • Ineke de Visser, Kleur op boerderijen. In het groene hart van Holland (Hardinxveld-Giessendam 2006)

Deze publicatie is tot stand gekomen door eigen onderzoek en o.a. de volgende bronnen:

  • M. de Keijzer en P. Keune, Pigmenten en bindmiddelen (Amsterdam, 2001)
  • L. Simis, bewerkt door H. Janse, en J. Berghuis jr., Schilder- en Verfkunst (’s-Gravenhage, z.j.)
  • H.J. Zantkuyl, Bouwen in Amsterdam (Amsterdam, 1973-1992 p. 94-108)