Paardenstal

Uit Agriwiki
paardenstal in het openluchtmuseum in Arnhem

Vóór de mechanisatie in de landbouw was de boer voor het vervoer aangewezen op vervoer over water of vervoer met paard en wagen. In de natte streken gebeurde vervoer van bijvoorbeeld hooi of mest vooral met de schouw. In de hogere en drogere gebieden kwam de paardentractie meer voor. In de hoge gebieden langs waren de boerenbedrijven bovendien altijd gemengd, dus met zowel veeteelt als met akkerbouw. Voor het ploegen van de akkers waren paarden nodig. Hoe groter het areaal aan akkerbouw, hoe meer paarden, hoe groter de paardenstal.

Verschil paardenstal en koeienstal[bewerken | brontekst bewerken]

Paardenstal met hardstenen voerbak. Bron: beeldbank Rijksdienst voor het Cultureelerfgoed

Een paardenstal en een koeienstal verschilden wezenlijk van elkaar. Een paard stond met zijn hoofd omhoog en blijft (ook slapend) doorgaans staan. Een paard heeft behoefte aan frisse lucht en is ook veel groter dan een koe. Paarden werden ook op een andere manier gevoerd. Een paard plukt zijn hooi van bovenaf vanuit een ruif. Voor water en voor de haver was er een hooggeplaatste voerbak. De paarden stonden op een bed van stro op een vloer van klinkerstenen naast elkaar vastgebonden. Paardenstallen zijn doorgaans veel hoger dan de koeienstal (2 meter of hoger) en dat heeft invloed op de constructie.

Opbouw van een paardenstal[bewerken | brontekst bewerken]

Opbouw van een paardenstal. Tekening Frank Ruiter.

Voor de constructie van de paardenstallen is de voergoot het meest bepalend. Deze bestaat uit twee gemetselde muurtjes met daarop de voerbak of krib. De voerbak is meestal ook gemetseld en aan de binnenkant bekleed met klinkers of met plavuizen. Om te voorkomen dat de paarden hun benen beschadigen tegen de krib, wordt de ondermetseling soms schuin uitgevoerd. Bij de eenvoudige boerderijen was dat doorgaans niet het geval. Bij luxe boerderijen en in koetshuizen komen wel kribben voor van hardsteen. De totale hoogte van de voerbak is circa 1 meter boven de vloer. Op de randen van de krib liggen over de gehele lengte houten balken. Aan de stalzijde zitten de krammen waaraan de paarden werden vastgebonden. Aan de andere zijde (van waaraf werd gevoerd) werd de krib afgedicht met voerluiken of kleppen. Deze scharnierden met kruishengen aan de onderzijde. Deze voerluiken zijn zo hoog dat er gemakkelijk een emmer doorheen kan. Het houtwerk van de krib werd soms beschermd met metalen strips tegen de kribbenbijters: paarden die aan het houtwerk knaagden. Een (kribbebijter is letterlijk een paard dat door zenuwen of slechte spijsvertering stuiptrekkingen heeft en daarbij in ruif en kribbe bijt. De figuurlijke betekenis is: een twistziek en lastig persoon. Als iemand kribbig is, is hij slecht gehumeurd. In Zuid-Nederland is een kribbebijter ook een paard dat met andere paarden uit één krib moet eten en dat de andere paarden door bijten belet. Kribbebijter heeft daar de figuurlijke betekenis van een nijdig en mager mens.)

Boven de krib zit de ruif die bestaat uit naast elkaar geplaatste houten spijlen. Daar werd van bovenaf het hooi ingegooid zodat de paarden het tussen de ruiflatten door naar beneden konden trekken. De ruif zit bevestigd aan een constructie van stijlen die aan de onderzijde staat op de horizontale regel van de krib. En aan de bovenzijde op een of andere manier aan het gebintwerk van de boerderij. Deze stijlen zijn meestal niet helemaal verticaal, maar zijn schuin geplaatst in de richting van de voergang. De vloer van een paardenstal was altijd van klinkerstenen op hun kant. Alle ander materialen worden door de paardenhoeven kapot getrapt

De boerderijen met meer dan één paard hebben ruimte voor twee rijen vee met daartussenin een voergang. Soms was één kant helemaal ingericht als paardenstal. Met het verdwijnen van het paard uit het boerenbedrijf verdween meestal ook de paardenstal uit de boerderij. Dat speelde in het midden van de jaren zestig. Eerst werden er koeien gestald in de paardenstal, maar dat was niet handig, omdat koeien en paarden een heel andere stal nodig hebben. Daarom werden de voerbakken en de ruiven weggehaald en werd er een eigentijdse koestal van gemaakt met kettingen. De ruiflatten waren vermolmd en vonden hun weg naar de driegaatskachel. Soms zijn er nog voerbakken overgebleven.

Herbestemmen[bewerken | brontekst bewerken]

Bij bouwhistorisch onderzoek in boerderijen worden nog wel eens een keer resten van paardenstallen gevonden. Dan rijst de vraag wat er mee kan worden gedaan: behouden of opruimen. Veel praktisch nut hebben ze niet, althans zolang je geen paarden wilt gaan houden in de stal. We mogen daarentegen niet vergeten dat het inmiddels zeer zeldzame overblijfselen zijn van het agrarisch boerenleven uit vroeger tijd en daarom waard om te behouden.

Wanneer een oude stal een woonfunctie krijgt of een functie als bergruimte kan de constructie met krib, voerluiken en ruif dienen als afscheiding tussen twee ruimten. Dan kan het geheel gewoon blijven zitten. Ook kan deze ruimte worden ingericht om daar bijvoorbeeld een toilet of een wasruimte achter te maken. Het traditionele aanzicht vanaf de deel blijft dan bestaan.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]