Noordelijke huisgroep
Hekker's boerderijentypologie[bewerken | brontekst bewerken]
De basis voor het huidige boerderijenonderzoek is gelegd door Robert Cornelis Hekker (1917-1999). Hij publiceerde de bijdrage 'De ontwikkeling van de boerderijvormen in Nederland.' Hiermee combineerde hij de bodemgesteldheid, verschillende soorten landbouwbedrijven en de technische, sociale en economische veranderingen in een bedrijf. Ook werkte hij met literatuuronderzoek en archief- en archeologisch bronnenonderzoek. Hekker onderscheidde vijf huisgroepen met ieder hun eigen basistype waaruit vormvarianten zijn ontstaan: De Friese huisgroep, Hallenhuisgroep, Dwarshuisgroep, De Zeeuwse-schuurgroep en de Vlaamse-schuurgroep.
In de afgelopen jaren is de naamgeving van deze boerderijtypen echter aangepast naar de Noordelijke huisgroep, de hallenhuisgroep en de langgevelboerderij, de Zuidwest-Nederlandse boerderij, de Zuid-Limburgse boerderij en de moderne boerderij.
De Noordelijke huisgroep[bewerken | brontekst bewerken]
Het basistype van de Noordelijke huisgroep was volgens Hekker bescheiden van omvang. Deze bestond uit een woongedeelte met aangebouwde stal waarin zich een smalle voer- en mestgang bevond. De oogst werd geborgd op de grondtas in een schuur of op een mijt op het erf. Door veranderingen in de landbouwmethoden en de groeiende veestapel was er behoefte aan een handigere indeling. Zo werden verschillende onderdelen samengevoegd tot één geheel en ontstond de stolp of stelpboerderij. Dit waren hoge driebeukige schuren onder een piramide-vormig dak (Noord-Holland) of een schilddak (Friesland en Groningen).
Het vee stond in deze schuren tussen houten schotten in de zijbeuk en langs de achtergevel, met de koppen naar de buitenmuur toe. De mestgoot liep achter het vee langs. De andere zijbeuk werd als deel, grondtas en dorsvloer gebruikt. De karakteristieke hoogte van deze boerderijen was te danken aan de ruimte die de tasruimten voor hooi en graan opnam.
Kop(-hals)-rompboerderij[bewerken | brontekst bewerken]
In het Noordoosten van Nederland vind je in zowel Friesland als Groningen boerderijen waarbij het woongedeelte met een tussenlid aan de grote schuur is verbonden. Dit type boerderij heet de kop-hals-rompboerderij. In sommige gevallen ontbreekt het tussenstuk, hier spreken we over een kop-rompboerderij. Zie voor meer informatie: kop-hals-rompboerderij.
Oldambt[bewerken | brontekst bewerken]
Een afgeleide van deze boerderijen is het Oldambtstertype waarbij het woongedeelte en de hoge schuur onder één doorlopend dak getrokken werden. De zolders die boven het woongedeelte lagen werden voor de opslag van veldproducten gebruikt. Zie voor meer informatie: Oldambtstertype.
Bron[bewerken | brontekst bewerken]
- Boerenbedrijvigheid, voortgang en behoud. Redactie door E.F. Koldeweij e.a. Waanders, Zwolle, 2003.
- Hekker, R.C. Historische Boerderijtypen, Stichting Historisch Boerderij-onderzoek, Arnhem 1991.