Jugendstil

Uit Agriwiki
De boerderij Vredegoed in Tienhoven is een langhuisboerderij met koetshuis uit 1906, ontworpen in Jugendstil door architect W. van Vreeswijk uit Kamerik. Bron: Koldeweij, E., Binnen bij Boeren, Wonen en werken in historische boerderijen, pag. 220.
Interieur. De gedecoreerde voordeur met daarachter de hal en het trappenhuis. Bron: Koldeweij, E., Binnen bij Boeren, Wonen en werken in historische boerderijen, pag. 97.
Interieur. Het trappenhuis met sjabloonschilderingen op de muren en plafonds. Bron: Koldeweij, E., Binnen bij Boeren, Wonen en werken in historische boerderijen, pag. 96.
Interieur. De witmarmeren vloer en plinten met daarboven de in 'ton-sur-ton' uitgevoerde sjabloonschilderingen op de wanden. Bron: Koldeweij, E., Binnen bij Boeren, Wonen en werken in historische boerderijen, pag.96.

Rond de eeuwwisseling, toen men de blik niet meer naar het verleden maar naar de toekomst richtte en het geloof in de vooruitgang algemeen werd, voldeden historiserende stijlen niet meer. Er ontstond een eigen nieuwe stijl, met vormen bestaande uit gestileerde plantaardige motieven: de art nouveau of Jugendstil. Art nouveau kent een zwieriger en Jugendtil een geometrischer vormgeving, welke laatste meer aansloeg in Nederland. De toepassing van harde en lichtgekleurde bouwmaterialen speelde een belangrijke rol, en de stijl is vooral te vinden in winkels en nieuwe bouwtypen als apotheken, verzekeringskantoren en warenhuizen. In West-Europa was de stijl voor 1910 al voorbij. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verstoorde het positieve geloof in de vooruitgang en markeerde ook in Oost-Europa het definitieve einde van de Jugendstil.

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Vrijwel gelijktijdig met de inauguratie van koningin Wilhelmina in 1898 voltrok zich een belangrijke architectonische kentering. Tot dan toe werd de vormgeving bepaald door de blik op het verleden en werd dat in neostijlen verwerkt. Met de komst van een moderne maatschappij ontstond een algemene behoefte aan een eigen, nieuwe stijl, geschikt voor een nieuwe eeuw. In Engeland was hiervoor rond 1880 al de basis gelegd door de Arts and Crafts Movement van William Morris. Uiteindelijk leidde dit tot een stijl die een vernieuwing in de kunst nastreefde en waarvan de vormen in de verschillende landen onder verschillende namen bekend werden. Art nouveau in Frankrijk en België (naar de Parijse 'Salon d'Art nouveau') en Jugendstil in Oostenrijk en Duitsland (naar het tijdschrift 'Die Jugend') zijn daarvan het bekendst.

Architectuur[bewerken | brontekst bewerken]

De eerste architectuur dateert uit 1893 toen Victor Horta in Brussel een huis in deze stijl ontwierp voor professor M. Tassel. In het Franse taalgebied bouwden Henri van de Velde en Hector Guimard. In het Duitstalige gebied waren het vooral Otto Wagner en Joseph Maria Olbrich, wier gebouwen in Sezession-stijl de meer geometrische vormgeving van de Jugendstil vertoonden. Charles Rennie Mackintosh in Schotland en Antoni Gaudí in Catalonië ontwikkelden een eigen variant.

Betekenis[bewerken | brontekst bewerken]

Door zijn decoratieve nadruk werd de nieuwe stijl al vanaf het begin door critici afgedaan als 'rammelende wansmaak' en verketterd als 'zweepslagstijl' en 'slaoliestijl'. Dit laatste was naar aanleiding van het bekende affiche van Jan Toorop uit 1895 voor de Nederlandse Oliefabrieken te Delft. De nieuwe vormen verbeeldden de vooruitgang waarin mechanisatie, elektriciteit en iets later ook de eerste auto's een belangrijke rol speelden. Daarnaast kwam er veel aandacht voor hygiëne. Afwasbaarheid, gladheid en lichte kleuren van bouwmaterialen zorgden voor een 'schone bouwkunst' in de meest letterlijke zin van het woord.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Zowel Jugendstil als art nouveau worden gekenmerkt door gestileerde vormen teruggaand op plantaardige motieven als bloemen, bladeren en stengels. Typerend is de uitbundige, sierlijke en asymmetrische lijnvoering, waartoe het bekende 'zweepslagmotief' behoort. In de meer geometrische variant zijn hoefijzerbogen, parabool- en cirkelvormige motieven belangrijk. De constructieve elementen werden onverhuld getoond en er werd met grote glasoppervlakken gewerkt. Grote plasticiteit van de gevels werd bereikt door gebruik van loggia's, erkers en torentjes, maar ook door details als flessenhalvormen, muursleuven en openstaande dakstukken ter afsluiting van de lijstgevel.

Nieuwe gebouwtypen in de nieuwe stijl[bewerken | brontekst bewerken]

De handel verplaatste zich in toenemende mate van de markt naar de winkel, wat leidde tot nieuwe soorten winkels zoals slagerijen, bakkers, kruideniers, apotheken, verzekeringskantoren en warenhuizen welke vaak in Jugendstil werden uitgevoerd. Veel architectuur is in Den Haag en omgeving te vinden zoals de pier van Scheveningen.

Materiaal en bouwwijze[bewerken | brontekst bewerken]

De vormgeving werd in belangrijke mate bepaald door een combinatie van goed vakmanschap en verbeterde bouwmaterialen. Dit was zeker het geval bij de minder pretentieuze bouw, waar weinig geld overbleef voor decoratie. IJzer in de vorm van de voor winkelpanden zo essentiële stalen puibalken, kwamen onverbloemd in het zicht. Tevens werd veel siersmeedijzerwerk toegepast. Belangrijk was het gebruik van harder en gladder materiaal zoals tegeltableaus. Wanneer men het kon betalen, paste men natuursteen toe. Verder koos men in toenemende mate voor hardsteen, waarin scherp omlijnde decoraties beter in verdiept reliëf konden worden uitgehakt. Nieuw was de toepassing van graniet. Hoewel de oude Egyptenaren het al kenden, duurde het tot 1889 alvorens dit harde materiaal machinaal geslepen en gepolijst kon worden. Het werd met name gebruikt als bekleding van plinten en muurdammen. Bakstenen en dakpannen werden ook steeds harder en beter. In snel tempo kwamen vele nieuwe soorten beter sluitende pannen beschikbaar: kruispannen, muldenpannen, Tuiles du Nord. Ook de baksteen werd gladder en maatvaster. De komst van de strengpers verdreef de handvorm en omdat klei niet meer met zand bestrooid hoefde te worden, kon een gladder oppervlak worden bereikt. Dit leidde tot voor de Jugendstil zo typerende verblendsteen. Afhankelijk van de soort klei kon naast rode ook gele en witte steen gemaakt worden. Tevens voorzag men bakstenen van andere kleuren door middel van een laagje metaalglazuur. Het gebruik van gekleurde baksteen en zelfs het omgekeerde van het kleurgebruik, waarbij gehele gevels in witte of gele baksteen werden opgetrokken, is kenmerkend voor de Jugendstil. Voor dit doel kon ook de vanaf 1898 in Nederland geproduceerde kalkzandsteen met zijn lichte kleur gebruikt worden. De afwerking werd versterkt door het veelvuldig gebruik van glas-in-lood, terwijl de kozijnen van ramen en deuren in blank vernis teakhout of Amerikaans grenen konden worden uitgevoerd.

Einde[bewerken | brontekst bewerken]

Door de Eerste Wereldoorlog kwam een abrupt einde aan de stijging van de welvaart. Naast het tot stilstand komen van de internationale handel ontstond er gaandeweg een gebrek aan grondstoffen waarmee een einde kwam aan de Jugendstil. De vormgeving van na de oorlog moet wat betreft de decoratie tot de Art Deco worden gerekend, terwijl voor de architectuur de periode van het expressionisme aanbrak.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst is gebaseerd op:

  • Roland Blijdenstijn & Ronald Stenvert Bouwstijlen in Nederland 1040-1940 (Nijmegen 2000), p.106-113

Links[bewerken | brontekst bewerken]

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]