Hangschouw

Uit Agriwiki
Principetekening van de hoofdconstructie van een hangschouw. Bron: E.J. Haslinghuis, Bouwkundige termen (Leiden, 2001) p.86.
Principetekening van de bouwkundige onderdelen van een hangschouw. Bron: Monumentenwacht, Inspectiehandboek 2006, 2.6 Schoorstenen, p.9.
Hangschouw bij een raampenant tegen de voorgevel, Kadoelen (A'dam). Bron:
Hangschouw met betegelde inbouwhaard, Achterhoek. Bron:

Bij een hangschouw, ook wel hangmantel genoemd, rust het metselwerk van de schouwboezem op de boezembalk of schouwbalk die uitkraagt uit de (brand)muur. Aan de binnenzijde is de boezembalk bij de hoeken voorzien van ijzeren stangen, de zogenaamde boezemijzers. Aan deze boezemijzers is de boezembalk opgehangen. De boezembalk zit meestal op een hoogte van 13 tegels van circa 13 cm hoog vanaf de vloer. Dit is geen regel maar kwam wel veel voor. Wanneer twee hangschouwen rug aan rug zijn gesitueerd, gaat de boezembalk soms door de brandmuur heen naar de schouw aan de andere kant.

Aan de binnenkant van de boezembalk hing meestal een zogenaamd rookgordijntje. Dit diende om het verschil in trek op de vangen vooral bij een vlagerige wind. Het stoken van open vuur onder een hangschouw bleek vaak niet optimaal te zijn. Wanneer de schouw zich naast een deur bevond, kon er vaak valse trek ontstaan wanneer de deur openging. In sommige gevallen werd er dan in een later stadium een muurtje gemetseld naast de deur waardoor de hangschouw een hoekschouw werd. Om betere trek te krijgen werden er op de Veluwe en in het oosten van het land in een later stadium ook wel veel ‘inbouwhaarden’ onder de boezem van een grote hangschouw geplaatst waarbij men de oude haardplaat tegen de brandmuur meestal gewoon liet zitten. Deze inbouwhaarden had je in een gemetselde vorm of gemaakt van plaatijzer door de plaatselijke kachelsmid. De inbouwhaarden in de gemetselde vorm werden van voren vaak helemaal betegeld. In de inbouwhaarden zat meestal een haardhaal dat met mechanisme d.m.v. een zwengel kon worden bediend. In Noord-Holland werd er ook wel een kokervormig kanaal in de boezem van de hangschouw aangebracht om de rookvang te verlagen. In de Zaanstreek noemt men dit een ‘snuiver’ of ‘smuiger’. In Noord-Holland komen er verder ook hangschouwen voor met een zgn. haardgewelf. Boven dit haardgewelf bevindt zich dan een rookkast om vlees te roken. Uit dit haardgewelf is later ook de smuiger met de kuif ontstaan.

In het noorden van het land komen veel hangschouwen voor die zich tegen de voorgevel bevinden. Meestal zijn deze hangschouwen dan vrij smal omdat ze vaak bij een raampenant en dus tussen vensters zijn gesitueerd.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

  • H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam (Amsterdam, 1993) p.356.
  • M. Mollema, De Boerderij Het behouden waard (Groot-Ammers, 2014) pp.99-103.

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]

  • H. Janse, Houten Huizen een unieke bouwwijze in Noord-Holland (Zaltbommel, 1974) pp.75-86.
  • Monumentenwacht, Inspectiehandboek 2006 Hoofdstuk 2.6 Schoorstenen.