Haargat

Uit Agriwiki
Een slietenzolder boven de deel met in het midden een haargat. Bron: Fotoarchief SHBO Arnhem.

Haargat, haarsgat en slop zijn Oost-Nederlandse benamingen voor een opening in de hooizolder. Door dit gat werd het hooi in de zomer naar boven opgestoken en in de wintermaanden naar beneden gegooid als voer voor het vee.

Werking[bewerken | brontekst bewerken]

Bij sommige boerderijtypen werd hooi direct vanaf de grond opgetast, bij andere typen lag het hooi een verdieping hoger op de hooizolder. Die zolder bestond uit ‘slieten’, al naar gelang de regio bestaande uit stammen van stevige dennen, sparren, essen of elzen, soms eenmaal doormidden gezaagd. Ook werden wel dikke schaaldelen gebruikt, dat wil zeggen niet-gekantrechte planken. De zo ontstane vloer vormde nooit een aaneengesloten geheel, wat boven het bedrijfsgedeelte niet hinderde. Boven het woongedeelte werden, om hooi en stof zoveel mogelijk buiten te houden, uiteraard wél rechte planken gebruikt. Een manier om hooi op zolder te brengen was via het zogenaamde haargat of slop. Een haargat was niet meer dan een gat in de zoldervloer, pakweg twee vierkante meter groot, waar de slieten waren weggelaten. Het grote voordeel van het haargat was dat dit, door zo’n ligging in het midden van de boerderij, onnodig sjouwen met hooi voorkwam. Paard en wagen – en later trekker en wagen – reden door de grote deeldeuren voorwaarts naar binnen en stopten onder het gat. Vaak stonden de paarden dan ook zo’n beetje met hun hoofden tegen de wand van het woongedeelte aan. Eenmaal gelost moest de, nu veel lichtere, wagen achterwaarts naar buiten worden gereden. Het haargat werd niet alleen gebruikt voor het op zolder brengen van het hooi. In de stalperiode kwam het hooi er weer door naar beneden. Zeker in die delen van het land waar het vee met koppen naar binnen stond, was het voer dan al bijna meteen op de juiste plaats. Werd het ’s winters erg koud, dan moest het haargat met planken en los hooi tijden worden gedicht. De warmte van de dieren bleef dan beter ‘in huis’.

Rituelen[bewerken | brontekst bewerken]

Behalve voor praktische zaken speelde het haargat ook een rol bij heel andere gelegenheden. Was er op de boerderij iemand overleden, dan werd deze na het wassen netjes aangekleed in de kist gelegd, die vervolgens naar de deel werd gedragen. Daar werd de kist onder het haargat gezet, met het hoofd van de overledene net onder de voorste gebintbalk, de zogenaamde liekspier. De voeten wezen richting deeldeuren. Volgens een oeroude overtuiging kon de ziel nu vrijuit door het haargat naar de hemel opstijgen. Een ander gebruik van het haargat was een soort ‘ontgroeningsritueel’ voor nieuwe meiden en knechten. Het was een aardige grap voor oudere collega’s om een groentje op een oude wan onder het haargat te laten zitten. Hij of zij mocht de voeten door de twee handvatten van de wan steken en zo contact met ‘boven’ zoeken. Het zou een goede zegen zijn. Of die zegen ook daadwerkelijk kwam vertelt het verhaal niet, maar wat in ieder geval neerdaalde was een flinke plens water, vanaf de hooizolder gegooid door een handlanger die zich er had verstopt.

Onder de pannen[bewerken | brontekst bewerken]

De meest eenvoudige toegang tot de hooizolder was die waarbij een aantal dakpannen werd weggehaald. Op die plek waren de panlatten niet vastgespijkerd, zodat er met relatief weinig moeite een flinke – tijdelijke - toegang gecreëerd kon worden. Na het binnenhalen van het hooi werden panlatten en pannen weer op hun plaats teruggelegd en was de hele opening niet meer te zien.

Luik in de gevel[bewerken | brontekst bewerken]

Een luik in de (achter-)gevel vormde een permanente toegang tot de hooizolder. Het voordeel was dat er direct gelost kon worden. Het nadeel was dat het luik in de meeste gevallen aan een korte zijde van de zolder zat, zodat er op zolder en vaak onder zeer warme zomerse omstandigheden nog veel met het hooi gesjouwd moest worden. Om dit probleem te omzeilen werd de toegang ook wel halverwege de zolder gerealiseerd, in een speciaal daarvoor gebouwde ‘dakkapel’.


Bron[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst is gebaseerd op:

  • 'Zegen uit het haargat', Landleven 15e jaargang, nummer 4 – juni 2010

Links[bewerken | brontekst bewerken]

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]