Geschiedvervalsing
Geschiedvervalsing is een onjuiste voorstelling van geschiedkundige feiten. In de bouwhistorie komt het vaak neer op het onverantwoord restaureren van oude panden doordat men zich niet houdt aan de restauratie-ethiek door bijvoorbeeld het "terugbrengen" van een historische situatie die nooit heeft bestaan. Het is een bekende discussie binnen het veld van het Cultureel erfgoed.
Restaureren[bewerken | brontekst bewerken]
Geschiedvervalsing ligt al gauw op de loer binnen de bouwhistorie. In principe is elke ingreep een aanpassing van het authentieke object wat de gaafheid schaadt. Dus ook wanneer een onderdeel van een gebouw versleten is en vervangen moet worden! Echter, omdat slijtage, en daarmee restauratie, onvermijdelijk is, is dit algemeen geaccepteerd. Een deskundige restauratie is dus geen geschiedvervalsing. Gebouwen moeten immers wel bewoonbaar en bruikbaar blijven. Het motto bij het onderhouden van een historisch gebouw/complex blijft daarom ten aller tijde: behouden gaat voor vernieuwen.
Een veel voorkomend voorbeeld[bewerken | brontekst bewerken]
In een oude boerderij zitten in de gevel twee 18de-eeuwse schuiframen. Bij een restauratie wordt een derde schuifraam aangebracht in exact dezelfde detaillering als de bestaande schuiframen. Dit is een vorm van geschiedvervalsing omdat nu niet meer te zien is dat de boerderij altijd maar twee schuiframen had.
Het dilemma[bewerken | brontekst bewerken]
In een museum hebben ze vaak een vergelijkbaar probleem. Een oude aardewerken pot wordt teruggevonden en in elkaar gelijmd. Er ontbreken echter een paar stukken. Deze stukken worden aangevuld met een opvulmiddel dat qua kleur afwijkt van de originele potscherven. Zo is altijd door iedereen goed te zien wat origineel is en wat er bijgemaakt is. Als deze pot in een vitrine staat is dit kleurverschil geen enkel probleem. Als echter de pot komt in een rijke stijlkamer komt te staan ontstaat er wel een probleem. Hier ziet men de historische voorwerpen in hun samenhang. De belevingswaarde van een stijlkamer is een belangrijk onderdeel van de waarde van de stijlkamer. (De waarde van het geheel is groter dan van alle onderdelen apart.) Nu geven die afwijkende stukken een verstoring van de stijlkamer. In een rijke stijlkamer horen geen voorwerpen te staan die zichtbaar gerepareerd zijn. Het is nu van belang dat de ontbrekende stukken van de pot bijgekleurd worden zodat (van een afstand) niet is te zien dat de pot gerepareerd is.
Om nu terug te komen op het voorbeeld van de boerderij. Het derde raam uitvoeren als een duidelijk modern raam is meestal heel lelijk in het gevelbeeld. Daarom wordt er vaak voor gekozen om het derde raam een exacte kopie te laten zijn van de bestaande ramen. Wat dus een geschiedvervalsing is. De zuiverste oplossing in dit geval is dat het raam van een afstand identiek lijkt aan de twee bestaande ramen. Van dichtbij is echter duidelijk aan de detaillering te zien dat het een moderne toevoeging is.
Anachronisme[bewerken | brontekst bewerken]
Een vorm van geschiedvervalsing die echt vermeden moet worden is het anachronisme. Een voorbeeld: De voorgevel van een 17de-eeuwse boerderij heeft kruiskozijnen. In de 18de-eeuw worden de kruiskozijnen vervangen door 20-ruits schuifvensters. Eén van de kruiskozijnen wordt vervangen door een voordeur met een bovenlicht. In de 19de-eeuw wordt de trapgevel vervangen door een lijstgevel en de 20-ruits schuiframen vervangen door 6-ruits schuifvensters. Bij de restauratie wil men de 17de-eeuwse kruiskozijnen terugbrengen in de gevel. Maar men behoud de 18de-eeuwse deur en de 19de-eeuwse lijstgevel. Er is nu een gevel ontstaan die in de historie nooit bestaan heeft. Dit wordt anachronisme genoemd. (de onderdelen van de gevel lopen niet synchroon (gelijk op))
Eugène Viollet-le-Duc en Pierre Cuypers[bewerken | brontekst bewerken]
De eerste restauratie-architecten hadden niet zo'n last van dergelijke ethische dilemma's. De Franse architect en architectuurtheoreticus Eugène Viollet-le-Duc (1814-1879) is de eerste grote restauratie-architect geweest. Hij werd bekend door zijn vele restauraties van middeleeuwse gebouwen, vooral kerken, die tijdens de beeldenstorm en de Franse Revolutie vernietigd of beschadigd waren. Sommige restauratieprojecten die hij uitvoerde waren nogal controversieel. Hij probeerde niet zozeer gebouwen te herbouwen zoals ze er historisch uitgezien hadden, maar bouwde "historisch perfecte" gebouwen. Gebouwen die overeenkwamen met zijn ideeën over een ideale middeleeuwse stijl. Zo voegde hij vaak elementen en details toe waarvan geen historisch bewijs bestond dat deze ooit bestaan hadden. Tegenwoordig wordt zijn restauratiemethode te vrij, te persoonlijk en te fantasierijk gevonden, maar veel monumenten waaraan hij gewerkt heeft zouden ongetwijfeld verloren zijn gegaan als hij ze niet gerestaureerd had. Inmiddels wordt zijn werk zo gewaardeerd dat het ook als monumentaal gezien wordt. Zijn bekendste Nederlandse navolger is architect P.J.H. Cuypers (1827 - 1921). Hij restaureerde o.a. de Domkerk van Utrecht. Hij voegde meerdere Gotische ornamenten toe waardoor de kerk een heel andere uitstraling kreeg.
Ouder dan het ooit geweest is[bewerken | brontekst bewerken]
Een erfgoedcommissie kreeg laatst het volgende plan voorgelegd: In een 19de-eeuwse boerderij (rijksmonument) had de architect in de nieuwe toestand van het stalgedeelte quasi 17de-eeuwse kruiskozijnen getekend. Toen de erfgoedcommissie deze geschiedvervalsing afkeurde verweerde de architect zich met het argument: "maar ik maak het toch mooier." Dit is een duidelijk voorbeeld van geschiedvervalsing doordat men een historisch pand mooier en ouder probeert te maken dan het ooit geweest is. Dit komt helaas erg vaak voor.
Hoewel we het werk van Viollet-le-Duc en Cuypers tegenwoordig zeer waardevol vinden, is het niet meer gepast om ook nu nog zo te restaureren. Er zijn belangrijke verschillen tussen toen en nu. Allereerst werden de meeste materialen toen nog ambachtelijk gemaakt. De bouwvakkers waren ook ambachtsmannen. Tegenwoordig hebben we ook nog wel goede ambachtsmannen maar ze zijn schaars. De materialen zijn tegenwoordig echt anders van samenstelling dan vroeger. Ook in de restauratie wordt de gesmede spijker vaak vervangen door een kruiskopschroef.
Bron[bewerken | brontekst bewerken]
De tekst is gebaseerd op:
- Wikipedia
- Bureau Helsdingen