Bedstede

Uit Agriwiki
Een bedstee in een interieur in Bellingwolde (Gr.) coll. P.B. Middendorp, 1913. Bron: Koldeweij, E.F., Boerenbedrijvigheid voortgang en behoud, Waanders Zwolle, RDMZ Zeist, pag. 252.
Een bedstee in een oude boerderij uit Molenaarsgraaf. Bron: Fotoarchief Bureau Helsdingen, Vianen.

Tegenwoordig kennen we meestal ruime slaapkamers met aparte, gemakkelijk verplaatsbare bedden. Vroeger was dat anders. Toen sliepen mensen in bedsteden. Een bedstee is een soort brede kast, waarin een of twee slaapplaatsen zijn gemaakt.

Zittend slapen[bewerken | brontekst bewerken]

Bedsteden waren vaste, kleine ruimten tegen de wand van bijvoorbeeld de woonkamer of de keuken. Ze waren door een (houten) wand afgescheiden en konden meestal met kleine deuren worden geopend of afgesloten. Soms werd ook wel een zwaar gordijn als afsluiting gebruikt. Bedsteden waren zo kort dat je er niet languit in kon liggen. Dat was niet alleen vanwege het feit dat de mensen vroeger kleiner waren dan nu. Ook gaf men er de voorkeur aan om (half) zittend te slapen. Men dacht toen dat die slaaphouding gezonder was.

Ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

Bedsteden in de 17de eeuw bevonden zich achter een rechthoekige opening in de gemetselde muur of houten wand. Vaak werden ze met gordijnen afgesloten maar soms ook met houten deurtjes. De deurtjes liepen dus niet door tot op de grond. In het Groene Hart worden de oudste bedsteden aangetroffen in de woonkamer vlak bij de haard. In de 18de eeuw en in de 19de eeuw krijgen de bedsteden echte dubbele deuren die doorlopen tot aan de grond. De ruimte onder de bedstede is dan bereikbaar vanuit de kamer. Tot het begin van de negentiende eeuw sliep iedereen nog in een bedstede. Daarna won het ledikant steeds meer terrein. Het eerste gebeurde dat in de steden, later op het platteland. Hier bleven boerengezinnen zelfs tot in de twintigste eeuw nog in bedsteden slapen.

Hele wanden[bewerken | brontekst bewerken]

In boerderijen werden bedsteden vaak naast elkaar gebouwd, zodat er een hele bedstedenwand ontstond. De bedsteden bevonden zich meestal in de keuken, woonkamer of opkamer. Daarnaast trof je bedsteden soms aan in de beste kamer. Een bedsteewand had vaak de volgende indeling: twee bedsteden met daartussen een kast, de spinde geheten.

Sober en luxe[bewerken | brontekst bewerken]

Bedsteden waren er in diverse uitvoeringen. Uiterst sober waren ze in de plaggenhutten van de arme keuterboertjes in Oost-Groningen en het zuidoosten van Friesland. De bedsteden werden er vaak getimmerd uit ‘scholle planken’ die van de buitenkant van bomen werden gezaagd. Het geheel werd afgewerkt met kranten die op het hout werden geplakt. Maar de bedsteden van rijke boerengezinnen werden veel luxer uitgevoerd, met kunstig geschaafde profielen, houtsnijwerk en mooie paneeldeuren. Vaak was er ook sprake van uitbundig schilderwerk, met fraaie kleurencombinaties of geschilderde houtnerfimitaties.

Troetelkind of ondergeschoven kindje[bewerken | brontekst bewerken]

Baby's lagen in een kribbe. Dit is een langwerpige houten 'bak' die boven het voeteneind van de ouders aan de muur bevstrigd werd. Aan het plafond in het midden van de bedstee hing vaak een touw met onderaan een kwast, dit was de troetel. Aan de troetel kon men zich optrekken om in een zittende houding te komen. Als een baby onrustig was werd de onderzijde van de troetel met de kwast wel eens in de krib gegooit. Hier kon de baby dan op sabbelen. Hier komt de naam troetelkind vandaan. Kleine kinderen hadden meestal geen aparte bedstede. Als er ruimtegebrek was sliepen zij soms in een van de grote laden die vaak onder een bedstede waren aangebracht. ‘Ondergeschoven’ kinderen dus.


Bedsteden in de stolpboerderij[bewerken | brontekst bewerken]

De Noord-Hollandse stolp is een heel compact boerderijtype. Wonen, werken, veestalling en oogstberging zijn hier onder één piramidevormig dak verenigd. Centraal in de stolp ligt een vierkant tastvlak waar het hooi voor de wintervoedering van het vee wordt opgeslagen. In de zijbeuken eromheen liggen de koestal en de woon- en werkvertrekken. Om ruimte in het woongedeelte te besparen werden vroeger vaak één of meerdere bedsteden in het tasvak uitgebouwd. Als het vak voor de winter gevuld was, sliepen de bewoners letterlijk onder het hooi. Dat zorgde voor een prima isolatie en een warme slaapplaats. Omdat het tasvlak voor de winter tot aan de nok met hooi gevuld was, rustte op de bedsteden een groot gewicht. Om te voorkomen dat ze onder die druk zouden bezwijken, werden de zolderingen van de bedsteden schuin of rond gemaakt. Hierdoor werd de druk van de hooilast beter naar beneden afgevoerd. Vrijwel alle uitgebouwde bedsteden zijn in de loop der tijd verdwenen. In het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem zijn er echter nog enkele bewaard gebleven in een uit 1754 daterende boerderij uit Zuid-Scharwoude. De bedsteden in deze boerderij zijn gemetseld. Vaak waren ze echter van hout.

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst is gebaseerd op:

  • Ton van der Heijden (red.) Nederland Dichterbij Boerderijen (Amsterdam 1996)
  • Landleven 10e jaargang nummer 1 januari/februari 2005
  • 'De stookplaats in de boerderij', Landleven 3e jaargang, nummer 1- januari/februari 1998