Moestuin

Uit Agriwiki

Een moestuin is een tuin waar groenten of fruit worden gekweekt voor eigen gebruik.

Vooraanzicht van boerderij met de moestuin op de voorgrond in Baarn.
Vooraanzicht van boerderij met de moestuin op de voorgrond in Baarn.
Overzicht van de voorgevel en moestuin van een boerderij in Havelte.
Overzicht van de voorgevel en moestuin van een boerderij in Havelte.

Op het boerenerf maakt de moestuin deel uit van het erf vóór de boerderij, grofweg aan de kant van het woonhuis. Dit gedeelte was, in tegenstelling tot het erf 'achter' de boerderij, het domein van de vrouw en bestond vaak uit een siertuin met bloemen, een moestuin een bleek en een boomgaard. Meestal lag de moestuin op het voorerf vlakbij het woongedeelte met de keuken.

Groenten[bewerken | brontekst bewerken]

Om ervoor te zorgen dat het hele jaar rond uit de moestuin kon worden gegeten werd de nadruk gelegd op groenten die bewaard of geconserveerd konden worden. Groenten als wortelen, boerenkool, witte kool, bonen, uien, rode bieten en prei werden in eenvoudige rechthoekige bedden verbouwd. Een groot deel van de tuin werd vaak voor aardappels behouden.

Sierplanten[bewerken | brontekst bewerken]

De precieze invulling van het erf was afhankelijk van de rijkdom van de bewoner en de locatie van de boerderij. Zo waren er bij armoede alleen elementen van nut aanwezig, terwijl rijkere boeren het zich konden veroorloven om een deel van hun tuin te besteden aan sierplanten. Deze sierplanten functioneerden als een statussymbool en werden belangrijker naarmate het economisch beter ging. De bloemen maakte eerst onderdeel uit van de moestuin, waarin ze net als de groenten op rechthoekige bedden geplant werden. Later verplaatste de moestuin naar de zijkant van de boerderij en kwam de siertuin prominent aan de straatkant te liggen. Veelvoorkomende bloemen in deze tuinen waren zomerasters, goudsbloemen, begonia's, afrikanen, Oost-Indische kers, dahlia en flox. De bloemperken werden vaak omringd door grind of gras.

Omheining[bewerken | brontekst bewerken]

De boomgaard en de moestuin waren vaak omheind om ongewenste bezoekers zoals kippen konijnen af te weren. Ook langslopende koeien, paarden en kwajongens konden en passant de nodige schade aanbrengen. Aangezien een deudgelijke scheiding noodzakelijk was gebruikte men wat in de naaste omgeving voorhanden was, of wat er plaatselijk gebruikelijk was. Een begrenzing kon bijvoorbeeld bestaan uit gevlochten takken, hekken, muren of sloten. In sommige gevallen werd er zelfs gracht om de moestuin gegraven; dit kwam vooral in Groningen voor. In de Krimpenerwaard kom je ook wel moestuinen en bloemtuinen tegen die door sloten zijn omgeven en via een brug toegankelijk zijn.

Meidoornhaag

Haag[bewerken | brontekst bewerken]

De haag is de meest voorkomende begrenzing van de moestuin. De hoogte van de haag werd bepaald door het bereik van de koe of het paard. Omdat zij niet bij de beplanting moesten kunnen komen, moest de haag vaak hoger dan een meter zijn. Om de producten uit de moestuin nog extra te beschermen werd graag voor een prikkende haag gekozen. Vooral de meidoornhaag was populair. Ook de niet prikkende beuken- of ligusterhaag kwam echter vaak voor.

In het Gooi, Staphorst en Giethoorn koos men vaak voor de hulsthaag waarvan zowel de bladeren als de besjes giftig zijn. Daarnaast blijft de hulsthaag het hele jaar groen waardoor deze het hele jaar door voor bescherming en beschutting zorgt.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]